dinsdag 23 april 2013

COMMOTIE


Ik kijk weinig tv. Praatprogramma’s mijd ik als de pest. En radio vind ik de hel op aarde. De mensen lullen te veel. Het voortdurende wespengegons van het publieke debat maakt me chagrijnig en moedeloos. Ik wacht meestal rustig af wat er van de waan van de dag na zifting en samenvatting overblijft en lees dat in de krant, in mijn eigen tempo, nu en dan opkijkend om even na te denken. Ik heb op dit blog in de loop van bijna drie jaar hooguit een handvol stukjes aan de actualiteit gewijd. Dat ik me de afgelopen dagen heb gemengd in de Ewbank-affaire is dan ook uitzonderlijk. En het is me niet goed bekomen: ik werd er eerst nerveus en toen somber van.
Waarom dan toch die gretige betrokkenheid, Rookzanger, als je er last van hebt?
U moet begrijpen, het gebeurt niet vaak dat mijn eigen vakgebied in opspraak is. Tekstschrijvers en liedjesmakers, ach, die vervullen aan de rand van de samenleving hun onschuldig ambt. Niemand maakt zich druk om de minstreel. Als er geld is wordt hij betaald. Zijn de tijden moeilijk, dan werpen de tafelende edelen hem een bot toe om af te kluiven.
Maar nu blijkt dat zijn lied de gemoederen op kan hitsen. Muziek is belangrijker dan gedacht werd. Bij het naderen van een nationale plechtigheid duikt een bijna vergeten eergevoel op, en het artistiek populisme dat anders vrij spel heeft wordt een verontwaardigd halt toe geroepen. Op zich is dat verheugend. Maar Nederland zou Nederland niet zijn als het bij serieuze bezwaren en oprechte onlustgevoelens zou blijven. Het onvermijdelijke gebeurt, bliksemsnel: de massa stort zich verlekkerd op de discussie. Aangemoedigd door de grove satire van criticasters als de ‘beroepsamateur’ Nico Dijkshoorn begint het schelden. Liefst anoniem, liefst op de man af, liefst intimiderend.
En dan maakt de publieke opinie weer een radslag. Dit loopt uit de hand, zo was het nou ook weer niet bedoeld. Het lied en Ewbank worden meegesleurd in die wervelstorm van over elkaar heen buitelende opinies en komen er verfomfaaid en geschonden weer uit. Ewbank komt op zijn stoere abdicatie terug en het lied zal tòch gezongen worden, ongeacht al het vuil dat er inmiddels aan kleeft. Hoe kan dat anders dan met ironie? Maar dat is niet zo’n punt, ironie, want ondertussen is een ander typisch Nederlands fenomeen in volle gang. Al die haat blijkt maar een spel, geboren uit verveling. De bijtende kritiek verandert na een alchimistische polderprocedure in vertedering. ‘Ze blijven met hun rotpoten van onze rotjoden af’ hoorde je in de oorlog. Zo zullen we nu massaal het geminachte lied omarmen. De beruchte taalfouten zijn al een running gag op internet geworden. Je kunt een oranje T-shirt bestellen met de tekst: ‘Het shirt die je wist dat zou komen’. Trots als vette pauwen zullen we onze eigen onvolmaaktheid vieren, joelend, met malle hoofddeksels op, zwaaiend met blikjes bier. ‘Daar sta je dan’ wordt ons geuzenlied. Het is een rotlied, maar het is óns rotlied.
En daarmee zijn de mensen die oprecht verontwaardigd waren buiten spel gezet. Ik ken een zangeres die aangeslagen op de bank lag, afgelopen zondag: persoonlijk belang dwong haar tot een stellingname vóór Ewbank en ze kreeg een golf van digitale haat over zich heen. Drummer Janco, met wie ik het afgelopen jaar veel heb gespeeld, postte vandaag: ‘Ik zal mijn uiterste best doen om zo min mogelijk energie aan het koningslied te verspillen.’
Die opmerking trof me. Want makkelijk is het niet om als muzikant je schouders over al die commotie op te halen, je moet er wel je best voor doen.
Ik neem me dan ook voor om vandaag minstens drie keer op mijn voor veel te veel geld aangeschafte kussentje van Yogisha te gaan zitten en de wereld niet één, maar drie vingers te geven. De W van wind. Het waait allemaal wel weer over. Over dik een week is het voorbij, en wie weet er over vijftig jaar nog wie John Ewbank was? De W van wijsheid. Ik zal me concentreren op het stromende niets dat adem heet en proberen onverschillig te worden. Oplettend, dat wel, maar onaangedaan. Als een uil. Ik zal er een kaarsje bij branden. Een Boeddha bezit ik niet, maar een Mariabeeldje zal ook wel goed zijn.


(Illustratie: grisaille van Jan Kusters)

Geen opmerkingen: