vrijdag 31 maart 2023

KAARTENBAK

Ik zat met twee vroegere klasgenoten in het café. Ze vroegen me van alles. Ook persoonlijke dingen. 'Vind je het niet erg dat we dat vragen?' zei zij, nadat ik over het wel en wee van mijn kinderen had verteld. 'Nee hoor,' zei ik, terwijl ik op de kaft van mijn boek tikte dat ze zojuist hadden aangeschaft. 'Ik schrijf en blog over mezelf. Volgens sommige tot discretie geneigde vrienden ben ik daarmee een halve exhibitionist. Dus dan hebben mijn lezers het volste recht om me het hemd van het lijf te vragen, ik heb het over mezelf afgeroepen.'
Een klein beetje ongemakkelijk voelde ik me toch wel: zij wisten stellig meer van mij dan ik van hen, hoe openhartig ze ook waren. Als iedereen een boek schreef en iedereen elkaars boeken las zou de balans hersteld zijn, maar nu bungelde ik aan de ene kant, speelbal van een wind waarvan ik nog niet wist uit welke hoek hij zou gaan waaien.
Algauw verschoof het gesprek van mijn op tafel liggende leven naar onze schooltijd. We haalden herinneringen op aan vijftig jaar geleden.
'Ik heb tegenwoordig een enorme behoefte aan praten over vroeger,' zei hij, terwijl hij me verontschuldigend aankeek. 'Dat zal wel met de leeftijd te maken hebben.' Hij zei het zonder enige ironie en die eenvoud ontroerde me. Wie zich kwetsbaar opstelt roept een soortgelijke reactie bij anderen op. Dat hadden ze me in de Kliniek geleerd en hier zag ik weer eens het bewijs van de geldigheid van die les.
Zo praatte ik wat over mensen van toen die we ons samen herinnerden, hoewel ik de laatste tijd niet erg bezig ben met dat tamelijk nabije maar toch zo verre verleden; over mijn jeugd in Geuzenveld en Slotermeer heb ik al zoveel geschreven en gezongen dat ik er zelden meer aan denk, die heeft een mooie plaats gekregen in mijn archief. 
Ik trok wat kaarten uit de kaartenbak in mijn hoofd, blies het stof eraf en las ze voor. We wisselden kennis uit over wat er van die vertrouwde namen was geworden. Niet allen leefden meer en voor we het wisten waren we een lijstje van de doden aan het opstellen. We kwamen al snel tot twaalf schoolvrienden (in ons hoofd voor eeuwig jong) die niet meer onder ons waren. Wie ons daar zag zitten dacht ongetwijfeld met drie bejaarden te maken te hebben maar tijdens het praten hadden wij de jeugd in elkaar herkend. De humor die op vonkte in hun ogen was in tegenspraak met grijs haar en slijtage. 
'Kijk, dat er eens iemand doodgaat, oké, dat is de loop der dingen. Maar Mario met een rollator? Dan worden we toch echt oud.'
Op straat bedankte zij me voor het opbeurende gesprek. 


Geen opmerkingen: