dinsdag 26 maart 2013

DE WIND DER VERANDERING


Hoe vaak ik ook ‘koest!’ riep, het windbeest was niet van plan te gaan liggen. Maar ik begon al een beetje aan het lichaamloze gedrocht te wennen. ’s Middags had ik het recht in de ogen gekeken. We stonden op de dijk bij Edam, waar een bizar oeverlandschap van aangeblazen ijs was ontstaan dat basaltblokken en rietpluimen tot kristallen sculpturen had omgetoverd. Onder mijn ijsmuts gloeiden mijn wangen, mijn broekspijpen werden langs mijn scheenbeen strak naar achteren getrokken.
De dag stierf in matte kleuren. Op de rumoerige hooizolder ’s avonds zagen we hoe licht de hemel was. De maan was al bijna vol.
Ik trok mijn dubbele dekbed op tot onder mijn neus en zei omfloersd dat het einde der tijden wel nabij moest zijn. Deze storm kondigde de Apocalyps aan. We lagen allebei te luisteren. Slaap hadden we nog niet. We begonnen een klein, rustig gesprek over grote thema’s. De toestand van de wereld. De wenselijkheid van een wereldregering zoals die in sciencefictionboeken bestaat. Verder nog waagden onze woorden zich, diep het heelal in. Mijn vriendin vertelde iets over de oerknal. Daar wist ik van mee te praten. Ik had dat nieuwsitem ook gezien en er zelfs een soort gedichtje over geschreven, dat ik in de marge van een huis-aan-huisblad had genoteerd.

De oerknal
is in beeld gebracht.
Het was op het achtuurjournaal.
Een wetenschapper legde uit
dat wij maar vier procent
van deze wereld kennen.
De rest is zwarte energie
en donkere materie.
Onverwacht
kreeg ik een warm gevoel:
alsof er toch een god bestond.
Met zoveel onbegrepen duisternis
om zich in te verbergen
kan dat best.


Mijn vriendin zei dat het haar tegen was gevallen. Dat ze er niet veel aan vond. Hoe heette die hoogleraar ook weer van die fraude? Huub Stapel? Zou hier ook niet mee geknoeid zijn? Die oerknal zag er volgens haar veel te ordelijk uit op die computersimulatie. Dat kon toch nooit kloppen? In elk geval had het als spectaculair gepresenteerde nieuws haar koud gelaten. Ik moest daar even over nadenken. Hoe kon zoiets kosmisch je koud laten? Toen besloot ik dat we allebei op onze eigen manier, ik met mijn gedicht en zij met haar schouderophalen, uiting gaven aan hetzelfde gevoel: dit was te groot voor ons begrip.
De volgende morgen hadden we yoga. Tijdens de meditatie leek het stiller te worden, buiten, hoewel de boomtakken nog net zo heen en weer zwaaiden. Na afloop vouwden we onze matjes op en maakten nog een praatje. De yogajuf zei dat deze storm alles schoonblies. Het was de wind der verandering, die een nieuw tijdperk inluidde. Wij moesten ons openstellen en er klaar voor zijn. ‘En wij moeten meewaaien, meewaaien…’ zei ze zangerig. Plotseling lachte ze. Haar ernstige ogen werden ondeugend. Ze fladderde meisjesachtig met haar armen. Even vloog mijn ziel ondanks haar zware ballast op.


(Illustratie uit 'Heer Bommel en de wind der verandering', Marten Toonder 1975)

1 opmerking:

Anoniem zei

Alsof er toch een god bestond/met zoveel onbegrepen duisternis/om zich in te verbergen

Prachtige poëzie Rookzanger, ik zou er bijna gelovig van worden en toch ik kan ook je vriendin begrijpen, soms is het beter het raadsel niet te ontdoen van alle mysterie.

Tot in de lente,

groeten, Peter B.