dinsdag 19 maart 2013

FANTASIE


Op een rommelmarkt in Noord-Scharwoude, waar verveelde verkopers van prullaria hun levenslange Koninginnedag uitzaten binnen de muren van een sporthal, kocht ik De Schrijver. Dat curieuze boek, voor het eerst gepubliceerd in 1989, wordt een estafette-feuilleton genoemd, maar het lijkt meer op voetbal: Mulisch geeft een grandioze aftrap, Komrij moet in paniek achter de bal aanhollen, een aantal andere schrijvers, de meesten inmiddels eveneens dood, doet er vervolgens het hunne mee, tot Joost Zwagerman elf jaar later ten bate van de officiële boekuitgave de bal het doel in kopt.
In De Schrijver wordt er vrolijk op los gefantaseerd. Mulisch was daar een grootmeester in, de andere auteurs wisten er ook raad mee. Bijna alle schrijvers zijn er in meer of mindere mate bedreven in. Ik kan het niet. Ik kan niks verzinnen.
Laatst heb ik het weer eens geprobeerd. De plagerige aansporingen van mijn omgeving om eens iets meer dan blogberichtjes te schrijven hadden blijkbaar mijn vechtlust wakker geroepen. Ik zat in de schemering van een stille zondag te wachten tot de televisie aankon en plotseling viel me, als in een visioen, de kant-en-klare openingspagina van een roman in. Ik pakte een pen en krabbelde de inval haastig neer voor hij me zou ontglippen. Het begon met een ingenieuze, uitgesponnen metafoor over deuren en poorten. Metaforen zijn in de moderne letterkunde verdacht en deze zou ongetwijfeld door de redacteur van de uitgeverij worden weggekrast, tot mijn verdriet. Kill your darlings. Dan volgde wat na de ingreep van de editor de openingszin zou worden: ‘Toen Fons Bosman met drinken was gestopt wist hij dat hij het hier voortaan mee zou moeten doen: een knus maar tochtig appartement in een oud stadsdeel, drie katten binnen en drie kinderen buiten de deur, een latrelatie met een roodharige vrouw, en een nooit tot rust gekomen geest in een ouder wordend lichaam.’
Goed, het gordijn is opengetrokken en de bühne wordt zichtbaar, met in de spotlights een held waarin u wellicht iets van uw Rookzanger zult herkennen. Maar dan, wat gaat hij doen, die Fons Bosman, wat gaat hij beleven? Want, hoewel schrijvers als Esther Gerritsen daar anders over denken, een roman is meer dan een kader waarin je handig een aantal columns kwijt kunt. Er moet een meeslepende vertelling, of tenminste een fatsoenlijke fabel zijn. Als het je alleen maar gaat om het etaleren van je stemmingen, je inzichten en je taalvaardigheid zijn blogberichtjes voldoende, dan kun je de moeite van het concipiëren van zoiets groots en tijdrovends net zo goed achterwege laten.
U zult tegenwerpen: maar je hoeft toch niks te verzinnen, je kunt de werkelijkheid toch een beetje herschikken, corrigeren en waar nodig aanlengen en verfraaien? Heb jij dan niks meegemaakt wat de moeite van het vertellen waard is?
Ja, lezer, dat heb ik wel, maar daar zwijg ik liever over, want het is een pijnlijk en treurig verhaal. En wie wil er nou nog een pijnlijk en treurig boek lezen? Ik niet, in elk geval.
Toen mijn kinderen klein waren lazen we ze voor. Sprookjes en kinderboeken, klassiek en modern. Maar soms, vooral als we op vakantie waren, vroegen ze om een zelfverzonnen verhaaltje. Mijn vrouw was daar goed in. Die stortte zich opgewekt in een reeks luchtige avonturen van een doorsnee kabouter. Begon ergens, en zag wel waar het schip strandde. Mijn jongste dochter, toen een kleuter, hoorde dat eens een paar dagen aan, vroeg toen het woord en verbijsterde ons met haar eigen verhalen, die blijk gaven van een ongebreidelde, zelfs woeste fantasie.
Ik kon het niet. De rem wilde niet los. Ik luisterde kritisch naar mijn eigen aanzet en kon niet geïnspireerd worden door wat die allemaal aan mogelijkheden suggereerde. Ik vond het niet goed genoeg wat ik daar verzon. Flets en houterig was het. Schrijven, formuleren en vertellen, was mijn neventalent, mijn violon d’Ingres, iets waarin ik goed was naast mijn eigenlijke beroep van musicus. Wat ik vertelde moest daarom ook wel aan bepaalde eisen voldoen.
Zo beperkte ik me tot het navertellen, in dagelijkse episodes, van De Hobbit. Hoewel ik daarmee groot succes had bij mijn kinderen, dankzij Tolkiens weelderige fantasie, was ik met deze noodgreep niet helemaal gelukkig. De violon d’Ingres bleek moeilijker te bespelen dan de gitaar.



(Illustratie: voorstudie voor 'L'Apothéose d'Homère', Auguste-Dominique Ingres)

2 opmerkingen:

corinne zei

Zeer herkenbaar jan-paul! Ik worstel ook al maanden lang met mijn boek! Mijn schrijfcoach zegt: het is geweldig , de belevenissen op kreta , gezien door jouw "hollandse" ogen , dik het wat aan, verzin her en der iets erbij en het is perfect! IK ?????? IK TWIJFEL!!!!!

Anoniem zei

Geen fantasie? En toch Rookzanger:

"Ik wil verder gaan en dwalen. Door steeds andere verhalen. In de armen van de stad. In mijn armen. Ik wil nachtenlang verdwalen. In de stad van jouw verhalen ..."

(ik heb inmiddels de Rookzangerbundel uit en zie uit naar de volgende uitgave)

Groeten (en blijf dwalen)

Peter B.