dinsdag 12 maart 2013

WEERZIEN

De lente was na een valse start teruggefloten en bestraft met een bittere kou. Een venijnige noordoostenwind blies wat armoedige sneeuw aan. We liepen door de verlaten straten van Alkmaar. Zondagmiddag. Mijn vriendin wees me op allerlei bezienswaardigheden, maar ik had er geen oog voor. Ik betreurde het dat ik geen extra laag kleren had aangetrokken, zoals toen het nog écht winter was. In een portaal van de Waag ging ik uit de wind staan en sms’te dat we gearriveerd waren. Ik kreeg meteen antwoord. ‘Wij ook. Op het hoekje tegenover kaasmuseum.’
Even later klonk het vertrouwde ‘hé, JP!’ en omhelsde ik mijn dierbare kliniekmakker Sprinkhaan. Zijn vriendin, die de ontmoeting bij wijze van verrassing had gearrangeerd, keek tevreden toe.
We haastten ons een café in waar het warm en rustig was. Maar we hadden nog niet besteld of een stuk of zes roze paashazen sprongen lallend binnen, schreeuwend zoals alleen dronken adolescenten dat kunnen. Ik gunde de puistige jongelui hun bachelorspartijtje best maar was intens opgelucht toen ze weer opgedonderd waren, want Sprinkhaan en ik hadden veel te bespreken, en dat waren geen onderwerpen die je elkaar luidkeels in het gezicht slingert. Als je roept moet je bondig zijn, en wij wilden juist eens lekker de diepte in.
Een ding was ook zonder toelichting duidelijk: het ging Sprinkhaan goed. Zijn blik was open en zijn ogen stonden rustig, de schichtigheid was eruit verdwenen. Hij vertelde dat hij na een moeilijk jaar op herhalingsoefening was geweest in de kliniek en dat hij sindsdien veel beter in zijn vel stak. Hij had weer zin in het leven. Hij kon het aan. Zijn hele houding straalde het uit: ‘Kom maar op!’ Ik vroeg of hij nog aan mindfulness deed, want hij slikte geen ritalin meer, en ADHD verdwijnt niet vanzelf. Hij moest lachen. Nee, op zo’n matje gaan zitten, dat was niks voor hem. Maar hij keek wel anders tegen de dingen aan. Maakte zich minder kopzorgen om later, leefde meer bij het moment, keek beter om zich heen. Die lange uren op de matjes van de kliniek hadden dus wel wat opgeleverd, en ook zonder klankschaal was zijn hyperactieve geest meer gefocust dan vroeger.
Hoe het met mezelf ging, dat vond ik aanvankelijk lastiger om te vertellen. Ik moest eerlijk zijn, want als er één groot goed is dat onze klinische opname ons had gebracht dat was het wel dit: open, kwetsbaar en oprecht durven zijn. Eigenlijk voelde ik me de laatste tijd behoorlijk somber. Hoewel werk en wereldse zaken naar wens liepen was ik ontevreden. Project Zen was jammerlijk mislukt. Zelfrealisatie? Gemoedsrust? Een lachertje.
Maar door in gedachten terug te gaan naar het moment dat ik de kliniek in ging verschoof mijn ijkpunt. Mijn visie zoomde uit en werd teruggebracht tot ‘voor’ en ‘na’. Vergeleken met die ochtend dat ik als een angstig en ontgoocheld mens het U-Center was binnengewankeld, met een woeste grauwe baard en riekend naar de calvados, ging het oneindig veel beter, dat kon ik niet ontkennen. En ik had wel degelijk het een en ander geleerd. Was ik eigenlijk niet gewoon verwend? Het ging goed, maar niet goed genoeg. Maar was dat eigenlijk wel zo? Ik staarde me weer eens blind op wat er ontbrak, in plaats van aandachtig te kijken naar wat er allemaal wel was. Toch een raar soort beginnersfout, zou je zeggen, voor iemand die een boeddhistische levenshouding nastreeft en The Book of Tea van Okakura Kakuzo op zijn nachtkastje heeft liggen.
Niets is zo moeilijk te tellen als je zegeningen. Al doende trek je de geldigheid van elk geestelijk muntje in twijfel. Je tuurt ernaar door een juweliersloep en bent al gauw de tel kwijt, hoe weinig het er ook zijn. Maar nu zag ik ze helder voor me, keurig op een rij. En zo weinig waren het er niet. Het weerzien met Sprinkhaan had me de ogen geopend.
Buiten omhelsden we elkaar vrolijk. Mijn hand klopte op het koude leer van zijn stoere jack. We namen ons voor gauw eens op een terrasje te gaan zitten, als deze vervloekte winter voorbij was.
Nu was ik het die mijn vriendin onderweg op van alles wees. Een fraai gekleurde gevelsteen, de Latijnse inscriptie op de Waag, die ik slordig en bluffend vertaalde, een sigarenwinkel waar ik ooit een meerschuimen pijp had gekocht.
In gedachten hoorde ik Sprinkhaans stem, met het ronde Zuidhollandse accent: ‘Hé JP! Je bent er weer!’

2 opmerkingen:

corinne zei

Prachtig!

Ruud Jurriaans zei

mijn ijkpunt is ook verschoven sinds 'voor' en 'na', maar dan heb ik het niet over alcohol, hoewel ik die ook beheerster nuttig dan 'voor', maar over mijn ziekte. elke dag is er één en men dient deze om zichzelf te plezieren als zo prettig mogelijk te ervaren, en dat gaat mij 'na' veel beter af. fijn stukje weer cher Georges, je beschrijvingen zijn zoals altijd prettig messcherp! Ruud