dinsdag 5 maart 2013

STEEN


Ik zocht in het deurvak van mijn auto naar lucifers. Mijn hand stuitte op iets kouds en hards. Met mijn vingertoppen haalde ik het naar boven. Een gladde, roodbruine steen. Ik wist nog precies waar ik die had opgeraapt. Terwijl buiten het industriegebied ten noordwesten van Amsterdam voorbijtrok en een hoge witte rookpluim naar de hemel steeg reisde mijn geest naar het strand van Tywyn in Wales.
Ik herinnerde me de sfeer van die verzopen Engelse badplaats. Hoe we frites aten tussen huilende meeuwen. Hoe het personeel van de fish & chipskraam tussen de schaarse bestellingen door de tijd doodde met galgje of boter-kaas-en-eieren. We dwaalden over het verlaten strand. De kinderen speelden. Ik had in die tijd last van pleinvrees dus ik keek naar de grond, om niet verzwolgen te worden door de weidsheid van zee en lucht. Zoals talloze andere strandgangers die zich vervelen raapte ik stenen en schelpen op, die ik keurend bekeek en meestal weer weggooide. Een enkele kwam door de eerste selectie en een nog zeldzamer exemplaar overleefde de kritische commissie die bepaalde, aan het eind van de vacantie, wat mee terug naar Nederland mocht. Zo belandde deze steen uiteindelijk in mijn auto.
Ik noemde hem mijn handsteen. Hij had aan één kant een halfronde inkeping waar je vingers in pasten als je hem in je handpalm legde. Sloot je je hand, dan gaf dat een lekker gevoel, alsof de steen er helemaal in verdween en de harde kern van je hand werd.
Er kwam een nieuwe auto en de steen uit Wales verhuisde mee met de inboedel van kaarten, koelvloeistof en ruitenschrapers. Nu en dan hield ik hem liefkozend in mijn hand en dacht aan vroeger. Ik was inmiddels gescheiden en de familievacanties hadden een ander karakter gekregen. Ik raapte nog steeds stenen en schelpen op, maar de kinderen waren te oud om te spelen.
Toen mijn zoon mede-eigenaar van mijn auto werd vond hij het tijd voor een grondige schoonmaakbeurt. Hij is veel netter dan ik, en die rijdende asbak was hem een doorn in het oog. Hij stofzuigde het interieur, liet me beloven dat ik niet meer binnen zou roken (een belofte die ik niet lang kon houden) en vulde een vuilniszak met alle troep. Het eerste wat ik zag toen ik de ontsmette auto betrad was de lege plek naast het dashboard. Daar, in een uitsparing, had de steen gelegen. Ik riep mijn zoon ter verantwoording.
‘Die ouwe steen?’ zei hij lachend. ‘Wat moet je daar nou mee? Die heb ik weggegooid.’
In een lichte paniek begon ik in de zak met afval te wroeten. Opgelucht voelde ik de vertrouwde harde omtrek tussen de proppen papier die de jarenlange consumptie van repen, koekjes, tankstationsnacks en sigaretten had achtergelaten.
‘Die steen mag niet weg, begrepen? Dat is mijn magische handsteen, een talisman.’
Om mijn onbegrijpelijke gehechtheid aan het mineraal voor mijn zoon te verklaren had ik intuitief de juiste woorden gekozen, die ik nooit eerder hardop had gezegd. De steen was er gewoon geweest, ik had er geen enkele gedachte aan gewijd. Vanaf nu was het officieel een talisman geworden.
Terwijl ik op de A7 naar het noorden koerste sloot mijn hand zich ferm om de steen. Die was koud maar nam langzaam de temperatuur van mijn hand aan. In mijn hoofd was het allemaal niet zo op orde. Het moeizame sterven van de winter en de aanstaande geboorte van het voorjaar hadden me ontregeld, en de nerveuze onzekerheid waarover ik u wel eens heb verteld, die ik de maartangst noem, had me behoorlijk te pakken. Ik probeerde me voor te stellen dat alle veranderingen in de wereld en alle turbulentie in mijn hoofd slechts rimpelingen aan het oppervlak waren, en dat binnenin mezelf een onverstoorbare kern van rust bestond. Ik haalde diep en regelmatig adem en concentreerde me op het vaste gevoel van die steen in mijn hand.
Wees maar niet bang, sceptische lezer, ik geloof niet in de magische eigenschappen van mineralen. Ik geloof niet dat ze golven uitstralen die ons beïnvloeden, evenmin als ik in Jomanda, in wijwater of in homeopathie geloof. Maar ik geloof wel in de kracht van symbolen. Die kunnen ons helpen tot de kern van gevoelens of gedachten te geraken zonder overbodige omhaal van woorden. Het flink knijpen in mijn handsteen uit Wales gaf me wat ik in mijn gepieker vruchteloos had gezocht: een gevoel van kracht en zekerheid, een houvast. Ik zag de kale velden van de late winter en de braakliggende akkers van mijn geest en wist dat ik even moest doorbijten, en dan zou alles vanzelf weer anders worden. De lente was niet ver meer.

1 opmerking:

Anoniem zei

Een krachtig verhaal dat ook iets sprookjesachtig heeft, een steen uit Wales die de kale velden van de late winter weerstaat. Het zou de inspriratie voor een lied van Lennaert kunnen zijn.

Hou nog even vol, de lente lokt,

groeten,

Peter B.