dinsdag 29 januari 2013

LENNAERT

De winter had de goede smaak om nog even te blijven tot en met zaterdag. Ja zelfs nog even op te leven, in een laatste stuip: terwijl ik café Brinkman aan de Grote Markt verliet om naar de Philharmonie te lopen voor de repetitie van het openingsconcert van het Lennaert Nijgh Festival blies een ijskoude wind de laatste sneeuw in mijn gezicht. De volgende dag moesten we de wintersfeer er al weer bij fantaseren toen mijn dochter en ik in galerie SPW59 Onderweg en Meester Prikkebeen zongen. Op het beijsde Spaarne kleumden de meeuwen in plassen smeltwater.
‘De drab is over de sfeer uitgesmeerd,’ zei mijn dochter terwijl we onze voeten droog probeerden te houden in de oude straatjes van de Amsterdamse Buurt.
Haarlem heeft de tiende sterfdag van zijn enige echte stadsdichter groots gevierd. De stad was gedrenkt in Nijgh, ook letterlijk: overal waren flesjes te koop met zijn geliefde Weduwe Joustra Beerenburg, voor de gelegenheid omgedoopt tot Meneertje, naar zijn reuzenkater Meneer, die oorspronkelijk Pavarotti heette.
Het was een weekend van vele gedenkwaardige muzikale momenten, maar voor mijzelf was het hoogtepunt een moment van zwijgen. Toen ik zaterdagmiddag na mijn 15 minutes of fame de spotlights uitliep kreeg ik een schouderklopje van Boudewijn. Een mooi, ouderwets gebaar, komend van een man van weinig woorden, hoeveel hij er ook zingt. Wat dat klopje precies voor me betekende valt alleen te begrijpen als u weet dat nóch She Loves You van The Beatles, mijn allereerste plaatje, dat ik voor mijn achtste verjaardag kreeg, nóch een ouderlijk huis dat weergalmde van het belcanto me in dezelfde mate hebben voorgekneed als muzikant als de uren dat ik bij kaarslicht voor de spiegel stond en met getroubleerde blik Voor de overlevenden meemimede.
En nu zijn de liedjes verklonken. Alle zangers zijn overgegaan tot de orde van de dag. Lennaerts goede schip De Jonge Jacob is terug naar Urk, en het carillon dat zijn liedjes over Haarlem uitstrooide is verstomd.
Nijgh zou vandaag 68 zijn geworden. Nog één keer schrijf ik hier iets over hem, en dan is het voorlopig ‘vaarwel en tot ziens!’
Een kleine herinnering. Lennaerts 53e verjaardag, 29 januari 1997. Hij gaf een feestje. Omdat er serieus drinkwerk in het verschiet lag was ik met de trein gegaan, en opeengeperst met vreemde en zwijgende medereizigers werd ik per treintaxi naar Lennaerts huis aan de Stalkruidlaan vervoerd. Uit de pers en ook uit zijn brieven had ik begrepen dat het daar een artistieke bende moest zijn, een zwijnenstal, maar de woning was netjes aan kant. Een open haard knetterde en flakkerde vrolijk. Ierse folk klonk zachtjes uit de speakers. Op een tafel lag naast een batterij flessen een imposant tableau Franse kazen uitgestald. ‘Van de beste kaaswinkel in de Haarlem,’ zei Lennaert trots. Mijn neus zei me dat die speciaalzaak een enorm assortiment koppelde aan een lage omloopsnelheid. Het gezelschap was merkwaardig gemêleerd. Lennaert was er niet echt de man naar om feestjes te geven en stond er wat stil bij, maar ik had fijne gesprekken met Anja, Lennaerts tweede ex en Boudewijns huidige vrouw, en met Josee Koning. Zij zong het Braziliaanse lied in Brazilië en ik het Napolitaanse in Napels, en dat schiep een band. Louis Ferron stond monkelend bij de kaastafel en hield zich vast aan een glas bier. We raakten in gesprek over Schuberts Winterreise, een werk dat een steeds rodere draad vlocht in mijn vriendschap met Nijgh. Later zou Lennaert me schrijven: ‘Ja, mijn literaire Broer Louis. Je schakelde hem, ongetwijfeld zonder het op dat moment te beseffen, volledig uit door die ene regel Schubert te zingen. Zacht, maar onmiskenbaar professioneel. Louis lijkt overigens wel gek en dronken, maar is dat in werkelijkheid allerminst. De grootste kenner van de Duitse literatuur die we in Nederland hebben. Een schrijver van boeken vol gif en buskruit, dienende om een gevoelige ziel te camoufleren.’
Toen Ferron en Nijgh vreemde drinkliederen begonnen te zingen en ik de zware rode wijn begon te voelen, waarvan ik op de valreep nog een fikse laag in mijn glas had geschonken, kwam juist op tijd de taxi voorrijden. Door de stormachtige januarinacht spoorde ik naar huis. In de hemel reed de wilde jager zijn paard al warm.


Rookzanger in boekvorm lezen? Maak 17,50 over op ING-bankrekening 1912112 van Uitgeverij Flanor te Nijmegen. Vermeld uw naam en adres en 'Rookzanger'. U krijgt het boek dan z.s.m. toegestuurd. Zie ook hier.

1 opmerking:

Anoniem zei

Mooi...(meer zeggen kan alleen maar de sfeer verpesten).

Peter B.