dinsdag 1 januari 2013

DELFZIJL

Ik wilde al heel lang eens naar Delfzijl om het standbeeld van Maigret te zien. Het niemandsland tussen kerst en Oud en Nieuw leek me een ideale tijd voor zo’n uitstapje. Zo zette ik me zondag genoeglijk naast mijn chaufferende vriendin, gewapend met een etui vol pijpen en een tas vol boeken. Op de Afsluitdijk begon ik haar voor te lezen. Ik moest mijn stem verheffen om boven het geraas van de wind en het geratel van het bestelbusje uit te komen.
Om met dezelfde voorkennis als ik naar zo’n ver stadje te rijden was er veel uit te leggen. De details, die ik al bloemlezend uit biografie en autobiografie aan mijn vriendin uit de doeken deed, zal ik u besparen. Zo in elk geval luidt de legende: Simenon schreef in 1930 te Delfzijl, toen hij daar met zijn schip de Ostrogoth aangemeerd lag (de boot moest opnieuw gebreeuwd worden, als u weet wat dat is) zijn eerste Maigret, Pietr-le-Letton. De grote commissaris werd dus geboren in dit verder onbeduidende plaatsje. Om dat te gedenken werd er in 1966 een bronzen beeld geplaatst van de Hilversumse kunstenaar Pieter d’Hont. Dat gebeurde op initiatief van Simenons Nederlandse uitgever A.W. Bruna, die op dat moment een feestje te vieren had, namelijk de verschijning van het duizendste Zwarte Beertje. Bruna pakte flink uit: Simenon zelf was erbij, maar ook een handvol acteurs die zijn held op film en tv hadden vertolkt. Een speciale trein was afgehuurd, die al feestend vanuit Amsterdam naar de haven aan de Eems op en neer reed.

In werkelijkheid werd Maigret stukje bij beetje in Parijs bedacht. Simenon schreef in Delfzijl wel degelijk een boek, maar niet die befaamde eerste Maigret. Dat was alleen in zijn herinnering zo. Zijn geheugen had uit de chaos van de late jaren twintig alle irrelevante feiten gezift, wat er toe deed bewaard en bewerkt en zo een eigen waarheid geschapen, die mooi samengebald was en zich eenvoudig liet vertellen. Biograaf Patrick Marnham heeft na uitputtend bronnenonderzoek vastgesteld hoe het echt zat, met dat ontstaan van Maigret. Hij heeft in De man die Maigret niet was bladzijden nodig om dat uit te leggen. Het geval is dermate ingewikkeld dat je na die bladzijden opnieuw moet beginnen en ook na tweede lezing niet hebt onthouden hoe de precieze toedracht is. Zulks is nu eenmaal de ondankbare taak van biografen. Voor Simenon was het simpeler. Die had maling aan zijn eigen gedocumenteerde leven en nam genoegen met de levende herinnering, die tenminste een goed en begrijpelijk verhaal opleverde. En een feestelijke treinreis, en een standbeeld; én een pelgrimage van uw Rookzanger.

Toen ik mijn vriendin dit alles had uiteengezet reden we al lang en breed in Friesland. Tijd voor koffie, ik had een droge keel van het voorlezen tegen de herrie in. In Buitenpost gingen we van de weg af. Daar was niets open. Ook in de drie volgende plaatsen niet. We hadden niet gerekend op de Noord-Nederlandse zondagsrust. Visvliet, Grijpskerk, Zuidhorn: toen de vierde of vijfde deurklink weigerde mee te geven visten we een reep chocola uit de tas en besloten dan maar door te rijden naar Delfzijl. Daar, in een levendig havenstadje met een internationale literaire allure, zouden we ons uitgebreid kunnen laven voor we op zoek gingen naar de bronzen commissaris.
Op de plaats van bestemming parkeerden we bij een Albert Heijn aan de rand van het historische centrum.
‘En nu kwam hij in een omgeving die in niets geleek op de Hollandse prentbriefkaarten en die honderdmaal Noorser was dan hij zich had voorgesteld.
Een klein stadje, tien of hoogstens twaalf straten, geplaveid met mooie rode klinkers en zo regelmatig als de tegels in een keuken. Lage huizen van baksteen, overvloedig versierd met licht en vrolijk gekleurd houtwerk.
Het leek speelgoed. Des te meer doordat hij om het stadje een dijk zag die het helemaal insloot.’

Ik vergeleek Simenons woorden met de werkelijkheid van tachtig jaar later. Een mooie waterpoort in de voormalige dijk was er nog wel, maar daarachter strekten zich lege straten uit die werden omzoomd door karakterloze nieuwbouw en kapot gerestaureerde gevelhuisjes. Geen geluid behalve de wind en het schreeuwen van de uithangborden: Kruitvat, Ambachtelijke Bakkerij, Gehoorspecialist. Niemand op straat, alles potdicht. Alleen vanuit een halfduistere grillroom gluurde een Joegoslavische kaaischuimer of bolletjessmokkelaar naar ons. Hoewel dat wel iets Simenonachtigs had ging het ons net iets te ver. We liepen het havengebied in. De hoed vloog me een paar maal van de kop. Niemand zag gelukkig hoe ik er koddig achteraan rende en zo gestraft werd voor mijn ijdelheid.
En daar zagen we eindelijk een mens. Een oude man met een honkbalpetje die doelloos aan het wandelen was. Mijn vriendin sprak hem aan, vroeg naar iets van horeca, wat dan ook, en ook maar meteen naar Maigret, want het licht was inmiddels al behoorlijk aan het afnemen. De man zweeg lange tijd, terwijl hij geconcentreerd naar het stadje keek alsof hij het voor het eerst zag. Vervolgens gaf hij een gedetailleerde uitleg die hij voor de zekerheid nog maar eens letterlijk herhaalde, waarna hij zich verontschuldigde: ‘De machinerie moest even op gang komen.’
Zijn communicatievermogen was misschien in onbruik, maar functioneerde prima. Informatie waar je wat aan had. In het Eemshotel dronken we een verrassend goede caffé latte, met een fraai uitzicht op de woeste zee waarboven zich een regenboog verhief. En we reden zonder ons één keer te vergissen naar het standbeeld van Pieter d’Hont, dat ik begroette als een oude, dierbare vriend.


(3 september 1966, de onthulling van het beeld. V.l.n.r.: Rupert Davies, Georges Simenon, Heinz Ruhmann, Gino Cervi en Jan Teulings)

Geen opmerkingen: