dinsdag 8 januari 2013

VERFDOOS

Mijn vriend Karl had mijn boek geprezen. Karl is kritisch en ligt graag dwars. Ik had van alles verwacht - goedmoedige spot en plagerij, kritiek op typografische tekortkomingen, hoogstens een compliment tussen neus en lippen door, gemaakt met de tongpunt in de wang, maar niet deze volmondige lof, niet deze veer in mijn reet.
Ik ken Karl al vanaf de kleuterschool dus zijn oordeel is belangrijk voor me. Van het ene op het andere moment sloeg mijn stemming om van knusse tevredenheid in ijle euforie. Mijn fantasie zette zich af, koos het luchtruim en scheerde in wijde cirkels door de hogere lagen van de atmosfeer. Zou het dit keer eens vanzelf gaan, zonder eindeloos dringen en met de ellebogen werken om een plaatsje vooraan te krijgen? Een wilde hoop had bezit van me genomen. Een mens kon toch wel eens gewoon mazzel hebben?
Het weekend kwam. In het café nam ik gretig de boekenbijlagen door, ik gunde me nauwelijks de tijd om mijn koffie verkeerd te drinken.
Niks natuurlijk. Althans, nóg niks.
Wat ik wel vond was een interview met Tom Wolfe, de wereldberoemde en steenrijke auteur van The Bonfire of the Vanities. Als tachtigjarige resideert hij in een Art Déco paleis in Manhattan, dertien suites voor hem en zijn vrouw alleen, zijn personeel buiten beschouwing gelaten. Hij bezit dertig witte kostuums, het onderhoud waarvan we niet moeten onderschatten, zo laat de zelfbenoemde Master of the Universe weten. Sprekend over zijn vak smaalt hij over zielige jonge collega’s die één bestseller hebben geschreven en nu bij gebrek aan materiaal worstelen met hun tweede boek.
Dat bracht me met een pijnlijke klap terug op de grond. Een internationaal geprezen debutant wiens werk de heilige kolommen van de New York Times had gehaald was in Wolfes ogen niet meer dan een kleuter. Wat was ik dan wel niet? Helemaal niets. Een mier, een worm.
Buiten stak ik mijn pijp weer aan. Terwijl ik door de lauwe grijze morgen naar de Albert Heijn wandelde mijmerde ik een beetje door over de variabele ijkpunten van succes. Roem en eerzucht zijn nauw verwant. De eerste treedt zelden op zonder hulp van de tweede. Toch maakt diezelfde eerzucht dat de bereikte roem nooit genoeg is. Het glas blijft in de optiek van wie ambitieus is altijd half leeg, want er valt nog zoveel meer te genieten dan die paar rottige slokken. Het is met die trappen van roem als met het doorlopen van school. Als zesdeklasser ben je de man, als brugpieper moet je helemaal opnieuw beginnen. En dan weer als student, enzovoorts. Aan de horizon lonkt steeds een status die de jouwe in de schaduw stelt.
De mooiste roem, de enige vorm waarvan je misschien een beetje gelukkig wordt, is de toevallige - de bekendheid die niet als resultaat van je eigen streven ontstaat maar door willekeur van buitenaf. Een grote krant wijdt een bijlage aan de visserij. De redactie pikt van de kaart een vissersdorp en portretteert zomaar een plaatselijke visser, vier pagina’s full colour in het zaterdagse magazine. De man kan de rest van zijn leven op zijn lauweren rusten. Want hij blijft gewoon vissen, iets anders kan hij niet. Zijn streven zal er niet op gericht zijn nóg eens geïnterviewd te worden, ditmaal door een internationaal dagblad. Deze ene lucky break volstaat voor vele jaren grootspraak in de kroeg en voor generaties van familie-anekdotes over die mythische, vissende opa.
In dit hypothetische voorbeeld wordt, zo dacht ik terwijl ik het kattenvoer uit het schap haalde en in de rij voor de kassa plaats nam, misschien een oplossing aangereikt voor het Rupsje Nooitgenoeg-syndroom. Als men het nou eens gewoon bij die ene cd of dat ene boek hield, en daarna iets anders ging doen? Dan kun je later achteloos beweren: ik hád natuurlijk groot kunnen worden, als ik doorgezet had, maar daar had ik geen zin in. En je kunt dat ene boek nu en dan, als je behoefte hebt aan zelfbevestiging, liefdevol doorbladeren, die ene plaat glimlachend beluisteren, zonder het knagende verlangen naar een groter, beter, duurder en succesvoller vervolg. Bijkomend voordeel van deze strategie: het te korte mensenleven biedt ruimte aan verschillende carrières. Je ziet nog eens wat van de wereld.
Ik overwoog mijn verfdoos maar weer eens uit de kast te halen.

Geen opmerkingen: