vrijdag 25 november 2011

BLUES

In de verte klonk een droevige muziek, in g mineur, zo te horen. Terwijl ik verder wandelde werd het geluid steeds luider, en daar zag ik ze zitten, in het stille park: twee kleine mannen op een bankje, een met een saxofoon en een met een accordeon. Ik hield mijn pas in en bleef staan luisteren, want ze speelden prachtig.
Een langzame melodie verhief zich, bleef hangen in de hoogte, kwinkeleerde met oosterse ornamenten, haalde bijna pijnlijk vibrerend uit, en daalde naar zijn diepe noot van oorsprong, om van daaruit weer van vooraf aan te beginnen, in tijdloze, klagelijke herhaling.
Het park was mooi op deze heldere middag, roestige bomen lichtten goud op in de zon die eindelijk de nevels had verdreven, de lucht was teer blauw. In romantische komedies zouden ze bij zulke beelden een muziekje van Vivaldi zetten. Maar met deze soundtrack, geïmproviseerd vanuit de diepten van de Slavische ziel, werd de schoonheid verdacht, en kreeg ze een diepere betekenis: verval en sterven, de naderende winter.
Op school hadden we vroeger een bejaarde muzieklerares, die zei dat ze ooit net als wij van Tsjaikofski en Mahler had gehouden, maar dat ze, nu ze oud was, liever Mozart hoorde. Ik begrijp dat heel goed. Blues is voor de jeugd, als het nog geen kwaad kan.

Geen opmerkingen: