dinsdag 22 november 2011

SHEHERAZADE


De laatste tijd laat ik me bij het vullen van mijn culturele agenda nogal eens leiden door wat Facebook onder mijn aandacht brengt. Dat zijn vaak optredens op plekken waar ik normaal niet zo gauw zou komen, door mensen die ik ken, gekend heb, of via via zou kunnen kennen. Die betrokkenheid geeft een meerwaarde. Dus toen de keus ging, afgelopen vrijdag, tussen Focus in een theaterboerderij in Noord-Holland en een recital van mezzosopraan Maria de Moel in een kerkje in Oud-West, was het pleit gauw beslecht. Te meer daar een Focus zonder Jan Akkerman en Pierre van der Linden eigenlijk geen bestaansrecht heeft, niet bestaan kán: alleen Thijs van Leer is bij lange na niet genoeg, hoe mooi hij ook kan jodelen.

Ik had het recital uitgekozen om het programma, de zangeres kende ik alleen van naam. Dat is natuurlijk riskant. Geliefde liederen bestaan in mijn hoofd in een ideale uitvoering, die is samengesteld uit de vervlogen tonen van vele nu gestorven of bejaarde coryfeeën, al of niet bewaard gebleven op gekoesterde platen, en tot volmaaktheid gebracht onder de strenge redactie van mijn eigen artistiek leiderschap. Ga daar maar eens aan staan, als zanger van vlees en bloed, om dat Platonische ideaalbeeld te benaderen!
Al na enkele frases van Maria de Moel leunde ik ontspannen terug. Ze heeft een rijke stem, een warm gemoed en een artistieke geest. Precies die zeldzame combinatie van kwaliteiten die nodig is om Shéhérazade van Ravel, waarvoor ik vooral gekomen was, te kunnen vertolken. Ik had er alle vertrouwen in dat ze deze schitterende liederen die ik al zo lang geleden diep in mijn hart heb gesloten recht zou doen.
Het moment was daar. Lodewijk Crommelin speelde de eerste tonen, in mijn hoofd vervingen hij en ik de piano door een weelderig orkest, Maria zong de aanhef ‘Asie, Asie, Asie!’ en Régine Crespin, de legendarische vertolkster van deze liederencyclus, kreeg definitief een avondje vrij. Ze hoefde niet mee te zingen in mijn hoofd. Ravels muziek klonk en ontstond hier en nu. De golven van de grote climax van het eerste en mooiste lied grepen me beet, gooiden me hoog op en spoelden me mee alsof ik ze niet had horen aankomen, alsof ik de partituur niet uit mijn hoofd kende en Ravel niet al bijna vijfenzeventig jaar dood en begraven was.
Thuisgekomen herinnerde ik me dat ik ooit in het periodiek Faun een stukje had gewijd aan Shéhérazade. Ik zocht het op.

“De tekst van Shéhérazade is afkomstig van de dichter Tristan Klingsor, een Wagneriaans pseudoniem waarachter zich Léon Leclaire verborg. Ravel was in de tijd waarin Leclaire zijn verzen publiceerde (1903) gefascineerd door de studie van het gesproken vers; hij wilde de accenten en stembuigingen daarvan omzetten in, en versterken door de melodiebouw. Om die reden moest Klingsor hem de verzen van Shéhérazade hardop voorlezen.
Het resultaat is een sprookjesachtige schildering, niet zozeer van het Azië waarover de gedichten gaan, als wel van het oude verlangen ernaar, van de magie die van het Oosten uitgaat. Na de inleidende bezwering: Asie! Asie! Asie!, met klimmende uitdrukking en toonhoogte gedeclameerd, wordt ons een reeks beelden voorgehouden die nu misschien cliché zijn, maar destijds waarschijnlijk nog onverlept exotisch. Een fragment. Ik heb niet geprobeerd om het onnadrukkelijke maar ingenieuze rijmschema te imiteren.

Azië, Azië, Azië,
Oud en wonderbaarlijk land
Uit kindersprookjes,
Waar als een keizerin de fantasie
Te slapen ligt,
In haar woud dat met geheimen is gevuld.

Azië,
Ik wil er heen gaan, varend op de schoener
Die deze avond in de haven wiegt,
Eenzaam en mysterieus,
En die uiteindelijk zijn violette zeil ontvouwen zal,
Als een reusachtige vogel van de nacht
In de gouden hemel.

Ik zou willen reizen naar de eilanden van bloemen
Om er de onvoorspelbare zee te horen zingen
Op een oud, bedwelmend ritme.

Ik zou Damascus willen zien en de steden van Perzië,
Hun ijle minaretten zwevend in de lucht,
Ik zou de sierlijke tulbanden willen zien van zijde,
Op zwarte gezichten met stralend gebit.

En dan terug te keren
En mijn avontuur vertellen
Aan wie nieuwsgierig zijn naar dromen,
Terwijl ik net als Sinbad mijn oud Arabisch glas
Van tijd tot tijd tot aan mijn lippen hef,
Om kunstig mijn verhaal te onderbreken... “

Maria de Moel had in haar inleiding verteld dat dat ‘Arabische glas’ een aanpassing van Ravel was, een knieval voor de sopraan die de verzen moest zingen. In Klingsors origineel wordt er een pijp gerookt. Dat deed me genoegen. Ik stak er zelf een op en mijmerde over een ‘Azië’ van ver voor de Arabische Lente.

2 opmerkingen:

Roberto zei

Is Pierre van der Linden weer weg uit Focus?? Daar wist ik niks van.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Hoho! Wist niet dat hij er weer in zat. De laatste bezetting die ik zag draaide alleen nog om de oude kikkerkoning Van Leer. Afijn, had niet veel uitgemaakt; ik koos voor kunst, niet voor kitsch.