vrijdag 4 november 2011

CITROEN

In mijn vorige stukje vertelde ik dat ik een boekje van straat had meegenomen. Daarmee deed ik omwille van de beknoptheid de waarheid geweld aan. In feite raapte ik twee boekjes op. Het verzwegen boekje is een beduimelde Meulenhoff-pocket en heet De diamant. In deze slordig maar aanstekelijk geschreven roman van de jonge Mulisch, verschenen in 1954, volgen we de geschiedenis van een reusachtige diamant, met al zijn wisselingen van eigenaars en omstandigheden. Een mooie aanleiding voor de schrijver om fijn veel te verzinnen en te vertellen. In de proloog excuseert Mulisch zich in bedekte termen juist voor dat vertellende karakter van zijn boek. Begrijpelijk. Een lekker lezend verhaal met kop en staart maken was in die dagen op zijn minst verdacht. Wie dat deed, zoals de bestsellerauteur Jan de Hartog, was geen literator, maar een ‘verteller’. Later zou dat allemaal weer veranderen, en sinds Eco geschiedenis schreef met Il nome della rosa moet een boek niet alleen een verhaal vertellen, maar liefst ook een spannend verhaal. De wetten van de pulp en de tirannie van de verkoopcijfers zijn moeiteloos overgebracht naar de literatuur. Wie zich er niet aan houdt en enige inspanning van de lezer verwacht is een wereldvreemd auteur, een cultschrijver. Wat voor boeken zou de statusgevoelige Mulisch geschreven hebben, als hij vijftig jaar later zou zijn geboren? Thrillers, denk ik. Cultuurhistorische puzzels à la Dan Brown, maar dan slimmer.


Deze week was er een documentaire over Paul Citroen op tv. Citroen (1896-1983) was een Nederlands schilder, fotograaf, ontwerper en vooral tekenaar. Lange tijd wist de Nederlandse kunstwereld niet goed wat ze met deze man aan moest. Een ambachtsman die zuiver figuratief werkte en naar eigen zeggen meer van mensen hield dan van kunst. De kunsthistoricus van dienst legde uit dat Citroen in zijn jeugd in potentie belangrijk was geweest. Geen Picasso, maar tóch. Het avantgardistische Metropolis uit 1923, ja, dat was echt wat. En, zei hij toegeeflijk, er waren onder zijn latere werk best goeie portretten; maar dat hij als oude man bij Willem Duys had zitten tekenen, live voor de tv met zijn clichématige baret op het zilvergrijze hoofd, dat had hij beter niet kunnen doen.
In feite is Citroen te vroeg geboren, of misschien is hij niet oud genoeg geworden. De tijd waarin Corneille balpens en stropdassen ontwierp en een Amsterdamse tram beschilderde mocht hij niet meer meemaken. Tegenwoordig is het juist chic om je te encanailleren met de massacultuur: het bewijst dat je succesvol bent en veel geld verdient. Als Citroen nu zijn kunsten in DWDD zou vertonen zou niemand daar van opkijken.
Alles verkeert en elke waarde wordt op den duur omgedraaid. Je kunt net zo goed niet proberen de tijd te volgen, want zij draait je als beloning de nek om. Het beste kun je maar gewoon je hart volgen, denk ik, zoals Paul Citroen. Met een beetje geluk krijg je dan alsnog de tijd mee. Voor zo lang als het duurt, natuurlijk.

Geen opmerkingen: