dinsdag 8 november 2011

GNOCCHI


De Witte de Witstraat was de meest deprimerende straat van Amsterdam. Wie het ongeluk had er doorheen te moeten lopen kon alle hoop laten varen. Ergens halverwege maakte deze boomloze en treurige straat een flauwe bocht, en daar gekomen zag je het begin en het einde ervan niet meer, alleen grauwe woonkazernes onder een stuk onveranderlijk grijze lucht. Van achter de kleine raampjes staarden oude mensen dof naar buiten, waar nooit een fuck gebeurde en helemaal niets te zien was.
Zo was het vroeger. Dus toen ik hoorde dat we een expositie gingen bezoeken in deze looproute naar de hel moest ik even slikken. We parkeerden de auto in een zijstraat. Opgebroken wegdek, zanderige plankieren, zwarte kinderen die speelden op de stoep - alsof er hier iets te spelen viel! Mijn vriendin bewonderde de Amsterdamse Schoolornamenten van de huizen, ik durfde nauwelijks op te kijken. We liepen stevig door, we waren laat. En waarachtig, aan het einde van de straat zagen we lichtjes. Een rij winkels en galerietjes, wat kleur en levendigheid, hoe bescheiden ook.
Binnen in Galerie De Stoker was het gezellig. De kunstenares zat, hoewel het bijna sluitingstijd was, op haar gemak iemand te portretteren. Ik bekeek de expositie. Het gezicht van mijn vriendin hing tussen een aantal andere vrouwsportretten. Wat alle afgebeelde dames gemeen hadden was een onafhankelijke onverzettelijkheid, die zich uitte in krachtige kaak- en nekpartijen. Het was ontegenzeggelijk Paulien, daar aan de muur, maar er was iets aan toegevoegd, de interpretatie of liever de wens van de schilderes. ‘Het lijkt niet, maar je bent het wel,’ citeerde ik Paul Citroen. ‘Maar eigenlijk is het precies andersom. Het lijkt wel degelijk, maar je bent het niet. Althans niet helemaal. Dit is één kant van jezelf die uitvergoot is.’ Paulien keek weifelend naar de kunstenares, maar die lachte vrolijk. Ze fixeerde haar schets, veegde haar penselen schoon, en stelde voor om nog iets te gaan drinken. Waar of dat het best zou kunnen, vroeg ze aan de galeriehoudster. Die zette grote ogen op. ‘Hier in de buurt?’
Even later liepen we richting Mercatorplein. We passeerden café Het Stoplicht. Binnen zaten aan tafeltjes met omakleedjes doorgroefde mannen zware shag te roken en jenever en bier te drinken. Zelfs buiten hoorde je Hazes nog. Ik vertelde dat ik hier altijd met tram 13 langskwam op weg naar de stad. ‘Het verzamelpunt van alle uitzichtloosheid van de buurt. Ik zou hier niet dood gevonden willen worden.’ ‘Maar dit is nou tenminste nog echt,’ zei mijn vriendin, die een zwak voor verloedering heeft. ‘Dit is nog niet weggepoetst, gladgestreken, platgewalst en doodgeverfd.’ Ik trok haar zachtjes mee. ‘Ach wat, jij bent een slumtoeriste. Jij komt uit een keurige buurt. Als je net als ik uit Amsterdam-West kwam, zou je er wel anders over denken. Dit is al dood, je kunt er niks aan verpesten.’ ‘En jij bent een norse brombeer. Je moet eens een andere bril opzetten.’ De avond was merkwaardig zacht voor november, we kibbelden goedmoedig verder.
Op de hoek van een troebele gracht zagen we vrolijke jonge mensen aan grenen tafeltjes zitten. Radijs, gelukkig niet met een z, heette het trendy eetcafé, een naam die ik wel eens in een rubriek van Het Parool had gelezen. Ik kreeg mijn Fanta in een mooi wijd glas, met veel ijs en schijfjes citroen, zoals het moet. We bestelden iets te eten. Mijn vriendin zeebaars, op de huid gebakken, en de schilderes en ik gnocchi. Zij omdat ze geen dode dieren eet, ik omdat ik van gnocchi houd. De gnocchi werden opgediend met wilde spinazie, zwammen en noten en oude pecorino. De purist in mij bevreemdde het dat ze gebakken waren als aardappeltjes, maar ze smaakten uitstekend. Ik keek naar buiten, naar het jonge mooie volk op het terrasje en verderop, naar de gerestaureerde klokkentoren van Berlage. ‘Als je me vroeger had verteld dat ik ooit gnocchi met wilde spinazie zou eten in de Mercatorbuurt, had ik je voor gek versleten,’ zei ik in een poging heden en verleden met elkaar te verzoenen.
Soms is een verandering wel degelijk ten goede.

(Afbeelding: Ingeborg Seelemann)

Geen opmerkingen: