vrijdag 28 oktober 2011

INDIAANTJE

Aan de leestafel van mijn stamcafé bladerde ik de kranten door. Het werd hoog tijd om weer eens een lijstje van ergernissen op te stellen. De domheid en wreedheid van de mens leken me deze dagen ongemeen groot. Wat te denken van de Libische ‘bevrijders’ die hun eens geliefde leider anaal verkrachten met een stok alvorens hem te executeren? Of, dichter bij huis, onze eigen politie, die een aflevering van Dukes of Hazzard naspeelt op de A2 en met een filefuik honderden mensen in tijdelijke hechtenis neemt om één overtreder te vangen? En dan had je ook nog het deprimerende gesteggel en gekissebis rond het redden van de euro, en de dreigende uitzetting van ‘onze’ Mauro. Bah. Ik voelde een vette misantropie opkomen. Het schrale herfstweer hielp daarbij ook niet echt. 
Op straat passeerde ik een winkel die We Are Beauty heette. In de verder lege etalage stonden porseleinen schalen, gevuld met aardappels. Geen idee wat die winkel verkocht, lucht waarschijnlijk. Een groentezaak zou het wel niet zijn. De koppen van mijn langslopende stadgenoten zagen er bleek en onnozel uit. Hun gebabbel in mobieltjes klonk als voos gekwaak. De haast waarmee ze zich over straat bewogen leek me lachwekkend zinloos. 
En toch geloof ik in het goede in de mens, echt waar. Tijdens mijn verblijf in de kliniek, nu een jaar geleden, heb ik ondervonden dat je met de meest onwaarschijnlijke types geweldige gesprekken kunt voeren. Zelfs ’s ochtends vroeg al, bij de eerste koffie, na een te korte nachtrust. Buiten de apenkooi van de samenleving blijkt in ieder mens iets bijzonders te schuilen. Iets hartelijks, kwetsbaars en allemachtig interessants. Op de keper beschouwd blijft er van elk vooroordeel of cynisme in zo’n situatie godzijdank weinig over. Aan de mens zelf ligt het dus niet, daarvan ben ik overtuigd. Iedereen is een kind van zijn moeder. Het is de maatschappij met haar codes en conventies die de mens corrumpeert. Iedere leraar weet het: een klas als geheel kan een vernietigend nihilisme ontwikkelen waartegen geen kruid gewassen is, pik je één leerling eruit dan blijkt die wel degelijk voor rede vatbaar. Onder de spijkerharde branie blijkt een mens te schuilen. En wat aberraties van de collectieve norm betreft: wat je onderdrukt komt als een springveer met verdubbelde kracht tevoorschijn. Een wereld waarin natuurlijke behoeften niet voldoende aan bod komen kweekt monsters. Het instinct doorbreekt met verschrikkelijke kracht de codes en conventies die het te lang onder de duim hebben gehouden. Onze grote, complexe, zieke Westerse maatschappij verschilt daarin alleen gradueel van andere, waarin elke tegenstelling feller uitgelicht is, de druk van bovenaf groter, en de daaruit resulterende wreedheid onmenselijker. Is het überhaupt mogelijk, een maatschappij op menselijke schaal en naar menselijke maat? Of is dat, na alle illusies en utopieën met hoofdletters, na alle dramatisch gestrande pogingen, voorgoed een contradictio in terminis gebleken? Aan mij moet u het niet vragen. Ze zeggen dat ik een romanticus ben, en die weten niet veel van zulke dingen. Maar eerlijk is eerlijk, ik zou best stadsnomade voor de goede zaak willen worden, en me in de kneuterige wereld van zo’n tentenkampje van Occupy willen neervlijen. Lekker Indiaantje spelen op het Beursplein. Aan luxe hecht ik niet, met een kilootje bintjes van We Are Beauty ben ik dik tevreden. Een stukje chocola nu en dan, desnoods van Fairtrade. Wat me tegenhoudt? De koude, harde blauwe stoep misschien. Het is tenslotte nog lang geen lente.

3 opmerkingen:

Nico van Lieshout zei

Die maatschappij, Rookzanger, op menselijke schaal, naar menselijke maat, wij moesten er beter niet naar streven.
Cultuurpessimisme heeft de vooruitgang nog nooit in de weg gestaan. Dat is met utopieën of politieke ambities wel anders.

Jan-Paul zei

Ik denk, Nico, dat dat ook is wat ik zeg, verpakt in rookwolken. Ik moet denken aan Titaantjes: 'In de kolonie van Van Eeden hadden we misschien kunnen gaan, maar toen we op een zondag er heen waren gelopen, vier uur gaans, toen liep daar een heer in een boerenkiel op dure gele schoenen, kolombijntjes te eten uit een papieren zak, blootshoofd, in innige aanraking met de natuur, zoals dat toen genoemd werd, en z'n baard vol kruimels. We dorsten niet verder en liepen maar weer naar Amsterdam terug.'

Hans Valk zei

Als cultuurpessimist na je vijftigste ben je geen uitzondering op de regel. Het bijzondere aan de Titaantjes is in dit verband dat het jonge jongens waren.
Koekebakker (Nescio's alter ego) schreef hun geschiedenis toen ie de dertig nog lang niet had bereikt. Nescio was er al jong klaar mee en putte daarna zijn troost vooral uit natuur en landschap.
Dat is een oplossing, kan ik je melden. Je wordt er niet direct een socialer mens van (Nescio werd naar mate de jaren vorderden steeds eenzelviger), maar een zekere rust geeft het wel.
Wat de Occupy-beweging betreft; ze hebben mijn sympathie, hoewel deze week duidelijk werd dat het gebeuren ook allerlei parasieten aantrekt, die het idee behoorlijk corrumperen.
Maar wat me rond het hele gebeuren het meest ergerde waren de reacties van een aantal columnisten, die maar bleven zeuren over het gegeven dat de Occupy-beweging geen duidelijk programma heeft. Kennelijk wil men een soort manifest zien waarin duidelijk is vastgelegd of we na de ineenstorting van het kapitalisme verder moeten met hardcore-marxisme of een sociaal-liberale staatsvorm met een beetje ruimte voor de vrije markt.
Kinderachtig gezeur, natuurlijk. Wat is er op tegen om in eerste instantie maar eens goed hard te roepen wat je niet wilt. Dat je genoeg hebt van het primaat van de vrije markt, het gegraai aan de top, de macht van de aandeelhouders en de hedgefondsen in combinatie met het feit dat Jan-met-de-pet dat allemaal maar moet tolereren.
De arrogantie in de kapitalistenhoek gaat ondertussen zover dat ik deze week een beurshandelaar verontwaardigd hoorde roepen dat de banken gedemoniseerd worden. Ja èn? Alsof dat niet volledig terecht is! Wie heeft er hier nu een plaat voor z'n kop? Het moet dus kennelijk nog veel harder, want het wil niet doordringen dat er genoeg met groot geld gespeeld is en dat het nodig over een andere boeg moet.

Zoals je zegt: het is dat er wetten en praktische bezwaren in de weg staan, anders zou ik ook best een paar weken met een tent op het beursplein willen staan.