woensdag 15 december 2010

MYTHE

Schimmen namen vaste vorm aan, kregen 
Kleur en spraken weer met klare stem. 
Wat Odysseus niet vermocht en Orfeus 
Moest bezuren kon ik straffeloos. 
O, hoe sterk was mijn rentree! Ik lachte 
Schamper om die arme schapen die aan 
Kirkè's voeten blaatten om haar aandacht! 
Zelf was ik van slavendiensten vrij: 
Bier en wijn en medicijnen waren 
Nu toch echt voltooid verleden tijd. 
Orfeus' harpspel kon niet tippen aan de 
Klanken die ik uit de vleugel sloeg, 
Verdi's marsen van triomf verbleekten... 

Zo ging het niet. Ik had me in de behaaglijke warmte van mijn hotelkamer, dezelfde waar ik twee maanden eerder mijn laatste glas Calvados had gedronken, van alles voorgesteld. Een vrolijk weerzien, een thuiskomst zou het worden. De reiziger door de barre buitenwereld keerde even terug om verslag te doen van het leven buiten de poort, men hing aan zijn lippen. 
De werkelijkheid was anders. Het gebouw was nog hetzelfde, maar in het leven daarbinnen was ik nu al een vreemde. Vertrouwde ijkpunten ontbraken. Fritzl de paardenboer was terug naar de polder. Sprinkhaan was weg, niet meer te houden. De sfeer was veranderd, de gesprekken klonken anders. Er was een nieuwe pijproker. Ik bleek een soort mythe in het leven te hebben geroepen, want deze nietsvermoedende man werd bestookt met onverwachte vragen: hoeveel pijpen heb je bij je? Negen? Vroeger was er hier iemand, JP, die er vijfentwintig bij zich had! 
Met de paar mensen die ik nog goed had gekend had ik even een onderonsje, voor ze zich weer in het dwingende patroon van hun 'proces' begaven. Met de andere mensen die voor een dag een opfriscursus volgden vormde ik een nieuwe groep. De meesten kende ik niet. De therapeut sprak van het doorsnijden van een navelstreng en zei ons dat wij een stap verder waren. Met andere woorden: we hoorden hier niet meer. 
Mijn Duitse verslavingsarts keek me ontspannen lachend aan, niet langer bezorgd. We keuvelden wat over endorfine en Jung. Even werden zijn vrolijk blauwe ogen weer beroepsmatig uitdrukkingloos, toen hij zich voorover boog en ernstig zei: 'Je moet scherp blijven, jong. Sjjerp!' 
Om vijf uur stapte ik in de auto om via beijsde landweggetjes de A67 te zoeken. Ik hapte in een broodje brie dat ik van het lunchbuffet had meegenomen, luisterde naar Berlioz en Rob de Nijs. Het dolhuis was ingelijfd in de dagelijkse werkelijkheid.

Geen opmerkingen: