vrijdag 13 juni 2025

DROOMLOCATIE

 


De lezer van dit blog met een sensitief oor en een goed geheugen heeft me weleens iets horen zeggen over faalangstdromen. Het vreemde met die dromen is dat ze heviger en frequenter worden naarmate ik minder actief ben op het podium. Toen ik jong en vol ambitie was en regelmatig in de schijnwerpers stond van operabühne of concertzaal bleven zulke nachtmerries in elk geval voorafgaande aan mijn optredens uit. Achteraf sprong er wel eens een snaar of waaide er een flard bladmuziek van een lessenaar. En net als bijna al mijn vakgenoten stond ik soms onaangekleed op het nachtelijk toneel of was ik mijn teksten plotseling vergeten.

Je zou denken dat dit nachtelijke twijfelen aan je eigen capaciteiten minder wordt in de loop der jaren. Als je rustig leeft en bijna alles een herhalingsoefening is waarvoor je normaal gesproken in wakende toestand je hand niet omdraait, waarom zou je in je slaap dan nog zo gekweld worden door nare demonen? Toch wordt het erger in plaats van minder. Heel soms heb ik zelfs beklemmende dromen over een gewone doordeweekse koorrepetitie. Mijn vriendin en ik moeten daar dan om lachen, zij vol onbegrip, ik een beetje zuur. Blijkbaar is het de blootstelling aan een groep mensen die telt; of het de Grote Zaal of de sacristie van de Hofkerk is maakt dan niet uit.


Vanochtend (ik had de katten naar buiten gejaagd en hoopte nog wat te slapen hoewel het al licht begon te worden) was het weer goed raak. Dat weer is niet juist, want zoals vanmorgen kende ik mijn demon nog niet. Punt één ging het over een concert dat nog moest kómen, en was het geen nachtelijke verwerking van weggeduwde spanning, zoals meestal; punt twee betrof het mijn nu al ruim twee decennia durende artistieke bemoeienis met Nieuw-West, wijk van mijn jeugd. In de liedjes en theaterstukken die ik daarover maakte heb ik blijkbaar zoveel vertrouwen (of ze voelen zo vertrouwd) dat ik niet het idee heb op mijn tenen te lopen. Er hoeft dus ook niets verwerkt te worden.

Tot vanmorgen dus.

Jan stond naast me, gitaar in de aanslag, en keek me ernstig, afwachtend aan. Het was vijf voor zeven. Om zeven uur zou het concert beginnen. Er klopte van alles niet, er was veel onzeker. Toen de mensen zaten en we moesten gaan spelen bleek dat ik mijn teksten nergens kon vinden. De vellen papier waren hopeloos verward, de goede waren er niet bij. Melodieën, akkoorden? Geen idee. Na een paar moeilijke minuten die uren leken besloot ik maar eens genadeloos eerlijk te zijn. 'Er is iets niet goed in mijn hoofd,' zei ik tegen het verbaasde publiek, 'ik kán dit niet meer.'

Jan vergoelijkte mijn opmerking en zei troostend dat het wel weer zou gaan als ik het goede blaadje maar zou vinden.

Ik werd wakker met hartkloppingen en een gevoel van grote bedruktheid.

Maar, besloot ik om mezelf op te peppen, ik was in elk geval eerlijk geweest. De pijnlijke grens tussen binnen en buiten, tussen wat je bent en wat men van je verwacht was daarmee voor het eerst in een droom opgeheven.


Aanstaande zondag om 16:00 uur presenteren we deel 10 van Tussen Andreasplein en Zwarte Pad, het 'literaire jaarboek' voor Nieuw-West, dat Fred Martin en ik naar een tweede lustrum hebben getild. In het fraaie Van Eesteren Museum aan de Sloterplas. Ik zing met Lucas van Helsdingen op sopraansax wat goede oude liedjes over mijn buurt. Denk ik. Hoop ik.


Uit het voorwoord:


'In de loop van deze serie "literaire jaarboeken" hebben wij, de samenstellers, meerdere malen onze verbazing uitgesproken over het succes van de reeks. Of, laten we het bescheidener formuleren: de onverwachte continuïteit van wat begon als een leuk, eenmalig idee.

Nu we bij nummer tien zijn beland hebben we nóg meer recht van spreken. Maar tegelijkertijd daalt er een soort rust neer. Met tien is het altijd goed. Als we nu stoppen, hebben we een mooi resultaat bereikt. Een tiental boeken de wereld ingestuurd te hebben met verhalen over Nieuw-West, in evenzoveel jaren, dat is niet niks. Geen andere Nederlandse stadswijk kan daaraan tippen.
En als we doorgaan, is het een tijdlang ook goed, wat we ook doen of nalaten: 11 is een mooi getal (twee keer hetzelfde cijfer, het gekkengetal), 12 is een dozijn en een heilig getal, 13 - dat is alle dertien goed… 

Daarna wordt het lastiger. 14 en 15 gaan nog wel (twee weken en drie lustrums) maar dan wordt het doorzetten tot je bij de 20 komt.'



vrijdag 6 juni 2025

Es gibt wieder Maikäfer


Tok
. Een olijfbruine kever kwam hard neer op de kampeertafel. Hij draaide met spartelende pootjes als een breakdancer rond op zijn rugschild; ik wipte hem rechtop met mijn zakmes. Mijn broer zei dat hij er al over gelezen had, ze waren een plaag. Ik was verrast, nee, stil van verbazing. Ik had niet gedacht ze ooit nog te zullen zien. 

Wat meikevers waren wist ik van mijn vader. Ze doken vaak op in zijn weemoedige verhalen over het geidealiseerde Brabant van zijn jeugd. Hoe weet ik niet meer. Ik denk iets met kinderspelletjes. Ving hij ze, speelde hij ermee?
In My Family and Other Animals van Gerald Durrell komt 'de man met de rozenkevers' voor. Hij is een doofstomme marskramer, wonderlijk gekleed, die met zijn rechterhand een herdersfluit bespeelt en met zijn linker als een poppenspeler aan de touwtjes trekt waaraan rozenkevers zijn vastgemaakt, de beestjes vliegen zoemend om zijn hoofd. Zo ongeveer stelde ik me mijn vaders meikevers voor, als levende helikopters in de blauwe lentelucht. 
Toen de tijd aanbrak dat ik droomde van een toekomst als bioloog (niet voor niets was het boek van Durrell over de bewoners en vooral de fauna van Korfoe me zo lief) keek ik elk voorjaar uit naar de mythische torren maar die waren net zo van de vergiftigde en vervuilde aardbodem verdwenen als destijds de ooievaar - een vooroorlogse prent uit een fauna waarbij stond zeer zeldzaam, of: laatste exemplaar waargenomen in 1963. 
Een nog langharige Reinhard Mey zong het in 1974, met geëxalteerde tenor, Spaanse gitaar omgehangen, in zijn eigen variant van Het dorp: Er wordt, bij de spoorwegovergang, een kolos van een parkeergarage gebouwd maar vroeger waren daar boerenhuisjes met hun tuinen. Daarin ving de zanger met zijn vriendjes de kevers die bomen en gewas aanvraten. Er wachtte een beloning voor degene die er het meest had verzameld. Maar: es gibt keine Maikäfer mehr. En zo was het.

Op de camping zoemen en gonzen ze vijftig jaar later vrolijk rond. Het is een klein wonder, op mijn negenenzestigste de kevers van mijn vader alsnog in het echt te zien. Op mijn twaalfde had ik dat niet kunnen dromen. Evenmin als ik had kunnen voorzien dat ik in een stadspark dagelijks naar een nest ooievaars zit te kijken. Twee jongen zijn er. Ze worden al groot. Misschien krijgen ze wel meikevers te eten. 


vrijdag 23 mei 2025

HEMELWATER

Ergens op de A7, waarschijnlijk tussen Wijdewormer en Purmerend, viel me een melodie in. Ik was niet érg enthousiast maar voor de zekerheid sloeg ik haar, toen ik geparkeerd had bij de supermarkt in De Rijp, op met mijn spraakrecorder. Het was lang geleden dat ik inspiratie had gehad, meestal ontstaan liedjes al werkend achter de piano, met een tekst voor mijn neus. 
Die zondag was gezellig druk. Ik had mijn vriendin een week niet gezien en had haar van alles te vertellen maar dat lukte slechts fragmentarisch, als de kleinkinderen of fornuis en oven onze aandacht niet vroegen. Maandag ging ik terug naar de stad, voldaan over een mooie dag in de polder maar nog vermoeider dan ik was geweest. Het verbaasde me dat ik, terwijl ik mijn stemming als laag zou willen beschrijven, af en toe naar de piano liep om het ingevallen melodietje tastend uit te breiden.  

Ook op dinsdag was het gezellig druk. We reden naar Helmond om asperges te eten bij mijn stiefmoeder. Dat doen we elk jaar rond deze tijd. Het kon nog net buiten. In de loop van de week sloeg het weer om.
Mijn stemming bleef zo-zo. Ik had me alweer zitten opfokken. Donderdag moest ik voor controle met de nerveuze, zeven kilo zware, zwart-witte kater Snuitje naar mijn neef de dierenarts. Er zou weer een foto worden gemaakt van de blaas, onder narcose, om te zien of de blaaswand zich had hersteld na de diverse kuurtjes. 
Maar soms zit het mee. Neef H. bevoelde de blaas en oordeelde die 'mooi soepel'. Hij liet me de vorige foto zien, waarop de geconstateerde afwijking duidelijk te zien was, zelfs voor een leek, en gaf me Snuit ongeschonden mee naar huis. Voorlopig het dieet zijn werk laten doen. Mocht het weer mis gaan, dan zagen we wel weer. Dan kon hij de restanten van de embryonale urachus operatief verwijderen. Vooralsnog alles goed. Ik liet dankbaar een paar mooie flessen rosé en een bibliofiel boekje bij hem achter. 

In brieven aan mijn vriend Geerten had ik het vroeger graag over de elegische recessen van de ziel. Ik weet niet meer of ik dat begrip zelf bedacht heb of dat het van de een of andere fijnzinnige negentiende-eeuwer is geleend. Wat ik ermee wilde zeggen was, dat in perioden van ambitie, drukte en extraversie, de weg naar binnen afgesloten is. Je verliest het contact met je innerlijke rust, met je 'ware zelf', en raakt de weg kwijt in de buitenwereld. Zoiets was me deze lente ook overkomen. Er was veel gedonder en veel onrust. Ik zocht naar de weg terug maar vond die niet. Mijn dromen waren slecht. Ik verdwaalde opvallend veel (snelwegen, pretparken, open vlaktes) en werd veel vernederd op het podium. Bij het opstaan besef je de onzin van die nachtmerries maar ze leggen toch een floers over de dag.

Na het bezoek aan mijn neef viel er een last van me af. Aan de piano groeide het liedje uit tot een volwaardige koorcompositie. De roes van het componeren, met zijn sterk verhoogde concentratie, voerde me neuriënd terug naar die elegische recessen. Ik was er misschien nog niet maar de route was duidelijk.

Vanmorgen liep ik door het park. De laatste tijd is mijn meditatieve bestaan daar onder druk komen te staan. Sinds ik een boek van stadsfotograaf M. heb gekocht en de levensgeschiedenis van H. met oprechte belangstelling heb aangehoord ben ik een van de vaste jongens geworden. Zelfs hun alwetende makker R. (scootmobiel, lang grauw haar, doorgroefd gezicht, rauwe lach, 's morgens al zwaaiend met een flesje tripel) groet me tegenwoordig. Ik vind dat aan de ene kant fijn. Ik hoor er graag bij en het zijn mooie kerels. Maar als ik ze zie zitten praten op onze vaste stek en alleen wil zijn kan ik de ooievaars wel schudden en moet ik een afslag nemen het rosarium in.
Nu was de kust veilig. Wind, donkere wolken, een spikkeltje regen. Voor ons jaarlijks kampeeruitje met Hemelvaart moest worden gevreesd. Ik ging zitten op een van de drie lege bankjes en tuurde lang naar de vogels. Eén jong, dacht ik. En de nijlganzen hadden weer een pul verloren. Er waren er nu nog vier over van de oorspronkelijke acht.
 
In het halletje van de Albert Heijn stonden mensen verveeld te happen in bewerkt voedsel. Ik keek naar de betraande ramen en begreep waarom. Met een zeker stoer welbehagen stapte ik de regen in.


vrijdag 16 mei 2025

Mahler Night

Gisteren liep de dag anders dan ik had verwacht. De avond was plotseling blanco. De keus ging tussen in mijn rozerode fauteuil hangen voor een herhaling van Flikken Maastricht of een dosis hoge cultuur opsnuiven in het Vondelpark, waar dezer dagen het Mahler Festival woedt. Was het eigenlijk niet vreemd, dacht ik, dat ik bijna elke dag door dat park loop en er uren doorbreng op bankjes, kijkend naar bladeren, waterrimpelingen, passanten, honden en ooievaars, en dat ik deze culturele traktatie die de gemeente ons zomaar aanbiedt tot nog toe hardnekkig versmaad heb?
Toen ik eenmaal mijn besluit had genomen maakte ik er ernst mee. Ik verruilde mijn mouwloze, veelzakkige zomerjack voor mijn tweedjasje, deed een zijden shawltje om en ging op pad.

Ik had geluk. Het Mahler paviljoen was bijna vol. 1500 bezoekers mogen erin. Daarna sluit het dranghek. Er hing een sfeer van feestelijke anticipatie. Het rook er sterk naar pizza en Mexicaanse snacks. De rij voor de bar was ontmoedigend lang.
De kleindochter van Mahler, de in London geboren Marina Mahler (81) is iedere avond in het Concertgebouw te vinden maar ze wilde de openluchtversie van het Festival (Mahler Nights) ook weleens meemaken. Ze hield op het podium een vloeiend praatje over de band van opa met Amsterdam. Daarna begon de livestream. Mooi beeld, prima geluid.

Ooit was ik een fanatiek Mahleriaan. Voordat Die Winterreise in mijn leven kwam vond ik Das Lied von der Erde de allerbelangrijkste muziek ooit gecomponeerd. Ik was een jaar of twintig. Mijn vrienden dachten er ongeveer hetzelfde over. Met een ervan, Edwin, ontwikkelde ik een ritueel dat nog jaren van kracht bleef. Als de tenor in Das Trinklied vom Jammer der Erde had gezongen: 'Neem nu de wijn, nu is het tijd, mijn vrienden! Drink jullie gouden bekers gulzig leeg!' - dronken we onze bijgeschonken glazen in één teug leeg, zur Grund, ad fundum, om met wetend-weemoedige blik elkaar aan te kijken en zachtjes het besluit mee te zingen: Dunkel ist das Leben, ist der Tod.

De jaren verstreken en Mahler verloor aan glans. Ik had nog wel eens een Mahler-bui, vooral in de herfst, maar meer en meer begonnen de wringende, wroetende, rusteloze motieven me te vermoeien. De klanken van de destijds moderne mens, de neurotische vroeg-twintigste-eeuwer, de klanken van het Wenen van Freud, ik lustte ze niet meer van harte. Veel luidruchtig gewriemel van chromatisch verwrongen liedjes en walsjes om uiteindelijk tot een lang verwachte apotheose te komen.  Ik dacht aan Lucebert: ... de wormen wrongen zich hemelwaarts op naar de tepel der zon
Moet kunst een weerspiegeling van het innerlijke worstelen zijn, of het resultaat ervan? Vroeger zou ik ja op het eerste hebben gezegd, nu weet ik het niet meer zo zeker. Ongetwijfeld zouden Mahlers serene, harmonische stukken minder indruk maken als ze niet vooraf waren gegaan door al die emotionele drukte, al die ongelukkige chaos. En niemand zal mij horen pleiten voor de eenvoud van iemand als Einaudi. Honderd keer liever de Zevende van Mahler dan telefoonwachtrijmuziekjes. Maar...

Maar na het eerste deel hield ik het voor gezien en gehoord, hoe geweldig het Chicago Symphony Orchestra ook speelde en hoe superieur Jaap van Zweden ook dirigeerde. Het was niet hun schuld dat liever ik een terrasje opzocht om mijn gedachten te ordenen tot wat u nu leest.
Het is niemands schuld. Het gaat nu eenmaal zo. Ik ben bijna zeventig en luister liever naar de vogeltjes dan naar Gustav Mahler.


vrijdag 9 mei 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (61)


Van die grauwe grijze dagen naar de meimaand zoals die moet zijn - het is nogal een overgang. Im wunderschönen Monat Mai, als alle Knospen sprangen - ik neuriede het vanmorgen spontaan in het Vondelpark. Mijn stemming was niet optimaal maar de entourage van mijn wandeling was dat wel. Daarbij realiseerde ik me terdege dat in Heines tijd het ontluiken van de natuur een maand later plaatsvond dan nu, en dat wat hij mei noemt, met die vogelzang en berstende knoppen, nu april is. 

Ik besteed veel tijd aan het redigeren van mijn Frost-vertalingen. Ik was er erg tevreden over. Maar bij het herzien vind ik veel oplossingen te gekunsteld. Het moet allemaal net zo naturel en soepel klinken als het origineel. Desnoods sneuvelt er het een en ander aan rijkdom, aan nuance. Prioriteiten verschuiven, bij het vertalen van Robert Lee Frost. Het beoogde eindresultaat is een gedicht in spreektaal dat berst van betekenis. Een soort Heine voor geletterden.

Ik weet niet wie dit allemaal leest. Soms valt het tegen (als ik reactie op een mijns inziens briljant stukje had verwacht), soms valt het weer enorm mee. Dan krijg ik op mijn kop wegens zelfmedelijden of gebrek aan een bredere blik dan die ik bezit. 

Ik schreef de laatste tijd het een en ander over mijn poezen. Katers, moet ik zeggen, al zijn ze gesneden. Dat verhaal is nog niet voltooid. Snuitje heeft na het laatste dierenartsbezoek tien geheel zorgeloze dagen doorgebracht. Maar uitgerekend nu, met nog twee dagen antibiotica te gaan, en een druk weekend voor de boeg van zijn baas, waardoor die niet heen en weer kan pendelen van huis naar dierenarts, vindt hij het nodig weer veel te vaak de bak te zoeken voor kleine, verdachte plasjes. Misschien is er toch meer aan de hand, blaasstenen?, en dreigt een operatie. Ik las een hulproep van een oude schoolvriend. Zijn kat was vergiftigd. De kosten van de kliniek waren astronomisch. Ik leefde mee en doneerde wat.
De eerste zeurderige miauwtjes en herhaalde bezoeken aan de plee vonden plaats terwijl ik op het punt stond naar mijn zoon en schoondochter in Zaandam te gaan. Want zondag starten we een nieuwe reeks optredens van ons programma Wat geweest is, is geweest. Liederen van Boudewijn en Lennaert. Ditmaal in De Waag, de legendarische taveerne, de aan volksmuziek gewijde tempel in hartje Haarlem, waar het ooit allemaal begonnen is. Waar Lennaert rode wijn dronk en in knoflook gesudderde gerechten at in ruil voor teksten voor Coby Schreier, de beheerder, oermoeder van de Nederlandse folkscene. Zelfs Paul Simon speelde er destijds, in de sixties. En nu ik. 

Lieve lezers, ik houd het hierbij. Magertjes, ik weet het. Ik hoop volgende week weer iets substantiëlers te plaatsen.


vrijdag 2 mei 2025

Het misverstand Frost


Volgens Robert Lee Frost (1874-1963) was moderne poëzie, dat wil zeggen poëzie zonder een door metrum en/of rijm gedefinieerde structuur, zoiets als tennis spelen zonder net. Hij onderwierp zich dan ook gewillig aan de wetten van de traditionele vorm, omdat hij zich dan volledig op de inhoud kon concentreren - de vorm stond immers al vast, daar hoefde hij geen gedachte meer aan te wijden - een duidelijk kader waarbinnen hij vrij spel had.
En zo komen we meteen al aan de crux van de dichtkunst van Frost én van de wisselende waardering die zijn poëzie tijdens zijn leven en na zijn dood ten deel viel. 
Frost dichtte begrijpelijke poëzie in mooie maar eenvoudige taal. Als een van zijn grootste verdiensten wordt gezien, dat hij de prosodie van de spreektaal van New-England in zijn verzen ving. Geen gezwollen frases, geen dikke woorden. Gewone mensentaal in een herkenbare literaire, in wezen negentiende-eeuwse vorm. De bruggenbouwer tussen twee eeuwen. En geen elitaire modernist, o nee! Iedereen kon het snappen. Voeg daarbij dat zijn onderwerp het landleven was, dat zijn poëzie dus eigenlijk een soort natuurpoëzie is, en je hebt alle redenen bij elkaar om zijn langdurige populariteit te verklaren.
En tevens alle redenen om te verklaren waarom deze man, voormalig poet laureate, die maar liefst vier keer de Pulitzer Prize won, in de jaren zeventig in diskrediet begon te raken. Na zijn dood werd hij beschouwd als een folky, een aaibare verzensmid, een soort literaire Rien Poortvliet. Iedereen kende zijn bekendste gedichten - maar wie las hem nou nog, die doorgeschoten negentiende-eeuwer?
Er kwam ook andere kritiek. Een beroemd gedicht als The Gift Outright ("Het onvoorwaardelijke geschenk") dat hij bij de inauguratie van John F. Kennedy had voorgedragen (eigenlijk zou hij een lang, speciaal voor de gelegenheid geschreven gedicht voorlezen, maar de zon schitterde in zijn oude ogen, dus legde hij zijn blaadjes opzij en droeg uit zijn hoofd een oudje voor) was bepaald niet woke

Het land was van ons voordat wij van haar waren.
Het was ons land voor meer dan honderd jaar
Voordat wij haar bewoonden. 

Tijdens zijn leven was dat gedicht een uiting van een welkom patriottisme. En Frost wist waarover hij sprak want zijn voorvader Nicholas Frost uit Tiverton, Devon, kwam in 1634 op de Wolfrana aanzeilen. Hij kon zich identificeren met de eerste kolonialisten, waarop het continent Amerika blijkbaar maagdelijk lag te wachten. Native Americans? Die telden in 1963 nog niet, die bevolkten de cowboyfilms en dienden slechts om de heldhaftigheid van de blanke veroveraars kracht bij te zetten door hun moedige verzet. 

Zo is Frost omgeven door misverstanden. Ouderwets toen hij begon, geliefd door zijn verstaanbaarheid en zijn Amerikaanse thematiek van rurale alledaagsheid, ouderwets en achterhaald na zijn dood, en langzamerhand opnieuw gewaardeerd: want die verstaanbaarheid had het zicht ontnomen op de inhoud van zijn gedichten en die blijkt heel wat meer te behelzen dan mooie plaatjes van het landleven in New Hampshire met zijn goud-rode herfstwouden.
Sterker nog: de natuur is, net als de traditionele versvorm, voor Frost een vehikel voor zijn filosofische inborst. Zonder te nadrukkelijk gebruik te maken van metaforen (al zijn die wel talrijk, zie zijn misschien wel bekendste gedicht The Road Not Taken) vat hij levenslessen samen in verzen. Levenslessen die zelden moralistisch zijn en zelden eenduidig maar vaker blijk geven van twijfel en nuance. Er rest iets na de lezing van Frost, een knagend gevoel: heb ik iets gemist, zag ik iets over het hoofd? Een vage suggestie van ironie die de wijze romantiek onderuit lijkt te willen halen maar zich net op tijd inhoudt.
Er ligt een substraat van duisternis onder dit gelukkige paradijsje van de New Englandse boerderij, de seizoenen met hun hete zomers en besneeuwde winters, de golvende heuvels, de ongerepte bossen. Frost straalt een benijdenswaardige eenvoud uit in zijn altijd wat laconieke lyriek maar die was bevochten op vele demonen. Zijn persoonlijk leven werd getekend door verlies: vader en moeder stierven jong, zijn vrouw overleed in 1938 aan kanker, van zijn zes kinderen overleefden slechts twee hun vader. En die vader leed net als zijn Schotse moeder Isabelle Moodie (...) en zijn zuster aan endogene depressie. Als je zijn levensverhaal leest krijg je onwillekeurig bewondering voor de man die zo geplaagd werd door ongeluk en toch zo positief in het leven bleef staan.

Robert Frost moet een vechter zijn geweest. De man die vier boerderijen bezat en enkele huizen her en der, stadions vulde bij zijn voordrachten, die zonder twijfel de meest populaire Amerikaanse dichter van zijn tijd was, debuteerde pas op 39-jarige leeftijd met zijn eerste bundel. Daarvoor had hij wel een enkel gedicht in een tijdschrift gepubliceerd. 
Hij leidde een tastend, rommelig leven van half-voltooide opleidingen en vele baantjes. Zijn welgestelde opa van vaderskant was teleurgesteld in zijn kleinzoon maar kocht in 1899 een boerderij voor hem. Daar probeerde hij negen jaar lang de boer te worden die hij alleen literair was. 's Nachts of in de prille ochtenduren dichtte hij. Nadat hij er de brui aan had gegeven besloot hij in 1912 naar het Engeland van zijn voorvaderen te reizen. Ook daar zocht hij, in Gloucestershire, het boerenbedrijf op. Maar het voorbeeld van zijn buurman, de dichter Wilfrid Wilson Gibson (1878-1962), deed bij hem (op een avond, peinzend kijkend in het haardvuur) het inzicht ontstaan: al die gedichten, moeten die niet eens gebundeld worden tot een boekje?

Zo ontstond A Boy's Will, en zo kwam het dat hij zijn eerste twee bundels uitgaf in Engeland, en bij terugkeer in Amerika, in 1915, een beroemd man bleek te zijn geworden.


Vuurvliegjes in de tuin


Daar rijzen echte sterren aan de hemelboog,
En hier op aard een zwerm, gelijk zo op het oog,
Die men dan, ook al stijgt hij lang niet even hoog
(Want echte sterren zijn het niet tot hun verdriet),
Toch soms heel even voor een sterrenwolk aanziet.
Alleen, dat spreekt, zijn rol volhouden kan hij niet.

Fireflies in the Garden


Here come real stars to fill the upper skies,
And here on earth come emulating flies
That, though they never equal stars in size
(And they were never really stars at heart),
Achieve at times a very starlike start.
Only, of course, they can't sustain the part.



zaterdag 26 april 2025

Requiem voor een reeks

Na negentien succesvolle seizoenen
Zeg ik een ouwe, lauwe vriend vaarwel.
Het was niet meer dan televisiespel,
Maar wel één dat gezien werd door miljoenen.

Mij slijt je heus geen knollen voor citroenen,
Al denkt de AvroTros misschien van wel;
De makers willen liefst geen kijkersrel
Maar kunnen wat verrot is niet vergroenen.

Het kortwieken van Eva's meisjeslokken
Wierp op de gang van zaken een nieuw licht.
Ze kon in Wolfs gezicht alleen nog mokken.

De serie is voor hun conflict gezwicht,
Hun vrolijk samenspelen stierf in wrokken.
Dit was het einde van Flikken Maastricht.

In memoriam Floris Wolfs


vrijdag 25 april 2025

Twee zeer korte verhalen

Terrasconsult

Het was er eigenlijk geen weer voor. Maar het terras aan het Olympiaplein bleek een overkapping van aaneengesloten parasols te bezitten die de gestaag vallende motregen tegenhield. Naarmate het middaguur in de avond overvloeide gingen de terrasverwarmers aan. Mijn neef had hier ooit eens iemand het leven gered door snel in te grijpen bij een hartstilstand. Een arts is een arts en mensen zijn tenslotte ook dieren. Sindsdien werd hij hier met eerbied bejegend. Dat de ober onze glazen on-Amsterdams vol schonk had daar misschien iets mee te maken. Na enige rosé's werd mijn neef aan de telefoon geroepen. Hij moest raad geven inzake een puppie dat niet wilde drinken. Ik hoorde hoe zijn stem van het ene op het andere moment een geconcentreerde, professionele klank kreeg. De sonde waar de spoedkliniek op inzette keurde hij af bij zo'n miezerig klein beestje. Het hondje werd door de eigenaar naar de praktijk gebracht en assistente E. haalde het op. Het mocht die nacht bij haar blijven slapen. Even later zat ze het geduldig met een pipetje te voeren terwijl we de laatste bitterballen wegwerkten.

De advocaatkleurige auto

Met de autoperikelen was het nog niet gedaan. Wegsleper Thomas had het ons anders voorgespiegeld maar we moesten toch helemaal naar Apeldoorn om de leenauto terug te brengen en het vrijwaringsbewijs voor de ontzielde muisgrijze Berlingo te tekenen. Daar deden ze moeilijk. We hadden de Mini schoon moeten inleveren. Ze zoeken het maar uit met dat rottige beetje stof, zei ik geprikkeld. Geen tijd voor een wasstraat. We moesten terug naar Amsterdam voor de koorrepetitie. 
Mijn vriendin bleef slapen en de volgende morgen reden we naar Rijsenburg om na een proefritje de door haar uitgezochte Renault bestelwagen met de kleur van advocaat te kopen. Maar dat ging zomaar niet. Hij moest eerst nog langs de APK. Jammer. De volgende dag dan. Mijn vriendin ging met mijn auto naar huis, regelde het overmaken van het geld en het omzetten van de verzekering. Ik liep naar die afspraak met mijn neef. Vandaag pikte ze me op en gingen we terug naar de dealer. De zon was doorgebroken en alles was vlot afgehandeld. Maar toen hoorde ze bij het wegrijden een raar geluid. De verkoper was het met haar eens: dat was er vóór die APK-keuring niet geweest. 
Onverrichterzake reden we terug naar Amsterdam, dat zich al mooi maakte voor Koningsdag. Mijn vriendin leende mijn Ford nog een keer om naar de polder te gaan waar ze van alles moest doen.
Zojuist was er een telefoontje: de garage kon de oorzaak van het geratel zo gauw niet traceren. Maar kwaad kan het niet, zeiden ze. Morgenochtend kunnen we de eierdooiergele Kangoo ophalen. Volgende week vrijdag is er tijd ingepland voor een uitgebreid onderzoek. Mijn vriendin krijgt dan een leenauto mee.


PS: Ik hoor net dat het pupje het heeft gehaald. Heeft de nacht op het hoofd van E. doorgebracht en kreeg elk uur speciale melk. Nu is het aan de baasjes.


maandag 21 april 2025

MIMOSA




De namiddag is stil en grijs, vochtig. Er zingt een merel. Ik weet niets beters te doen dan wat schrijven over de afgelopen dagen. Schrijven tegen de blues die op de loer ligt. Ik vraag me af wat me ertoe gebracht heeft ons jaarlijkse paasuitje op zaterdag en zondag te plannen. Alle andere jaren gingen we Eerste Paasdag op pad, vulden Tweede met toerisme, en reisden dinsdag terug. Nu zit ik hier thuis, weer alleen, in die stille, grijze en een beetje vochtige namiddag.  

We waren allebei een beetje ziek. De thermometer wees 37.7 aan of liever gezegd 99.86, want mijn vriendin had te lang op een knopje gedrukt waardoor Celsius veranderd was in Fahrenheit. Gelukkig converteerde de telefoon probleemloos. Maar ziekig zijn in Hotel Bakker is beter dan ziekig zijn thuis, zeiden we. Het was mooi weer, we zaten op het ruime terras met uitzicht op de vijver waarin een eerste kikker plonsde en daarachter ons appartement. We zijn ons bewust van het oude-mensen-risico te veel op safe te willen spelen en proberen een balans te zoeken tussen nieuwe reisdoelen en oude favorieten. Dit jaar mochten we van onszelf in herhaling vervallen. Dus het werd Vorden, Hotel Bakker, met alles erop en eraan, vertrouwd en geliefd, hoewel er kleine verschuivingen waren: het bakkertje naar huiselijk recept waarmee ik de maaltijd afrondde was vorige keer nog vooroorlogs geprijsd geweest, onder de drie euro. Nu was het ijskoud geserveerde sinaasappelbittertje qua prijs genormaliseerd tot een kleine vier euro. Nog niet duur, maar tekenend voor de tijd: zelfs dit instituut van Gelderse gastvrijheid moet meedoen in de prijsstijging die de horeca steeds minder laagdrempelig maakt.
De kamer lokte. Ik wilde mijn roman van Vestdijk uitlezen. Dat lukte net niet. Mijn vriendin wilde een programma op tv zien maar kon de afstandsbediening nergens vinden. De volgende morgen bleek die onder het bed te liggen.

Na het weelderige ontbijt zaten we een tijdje in de grazige tuin die aan onze kamer grensde. Daarna wandelden we lang en prachtig over en rond landgoed De Wiersse. Ach, wat lagen de landerijen er sappig geel en roze bij, nooit eerder zagen we zoveel pinksterbloemen in bloei.
Lunch bij Bosloods 1873, naast Kasteel Vorden, ook een herhalingsoefening, net als de Bronckhorst Brewery in Rha. Brouwer Steve Gammage (een van zijn bieren heet Brain Gammage) herkende ons niet hoewel we er toch al vaak geweest zijn en mijn vriendin opvallend rood haar heeft.
Het Wapen van Baak had een volgende trip down Memory Lane moeten worden maar dat pakte anders uit. Nieuwe eigenaars, nieuwe uitstraling, nieuwe naam: Nostalgie, heet het restaurant nu, hoewel gelukkig "Het Wapen van Baak" niet van de gevel is verwijderd. Maar sommige veranderingen zijn ten goede. De kokende familie, aangevuurd door de negentienjarige kleindochter, net afgestudeerd aan de koksschool, verzorgde een vijf gangen Paasdiner dat superieur van kwaliteit was. Alles (behalve het pistachiopassion toetje) bereid met asperges. Oma had het tussengerecht gemaakt, de soep. Hotel Bakker kookt ook lekker, maar dat is puur professioneel, hier kwam liefde om de hoek kijken, en dat is toch net een slag beter. Bijzondere ervaring, vooral de vitello asparago met een hint van forel. Petje af, dames!

Daarna keerde het lot ons zijn andere wang, zijn mismaakte en duistere, toe. Het paasvuur in Baak begon vrolijk genoeg. Nog nagenietend van het asperge-feest warmden we ons aan de heidense vlammen. Kinderen speelden in de wei. Nog voor het donker werd gingen we weg, verlangend naar bed en boek, het was een lange dag geweest.

Wat volgde vat ik maar kort samen, ik wil dit 't liefst zo snel mogelijk vergeten.

Auto, die al raar had gerateld, startte niet. Telefoon was leeg. Teruggelopen naar het paasvuur, aan een van de vrijwilligers van de organisatie om hulp gevraagd. Kim was lief. Ze belde de ANWB voor ons. Ondertussen telefoon beetje opladen bij de bar. Ik dronk vieze wijn uit plastic om mijzelf op te laden voor wat komen ging. Terug naar de auto. Na uur of anderhalf kwam ANWB en vonniste: EINDE VERHAAL. Distributieriem kapot. Er zou een wegsleepdienst komen met een vervangende auto. Duurde ook uur, anderhalf uur. Het was begonnen te regenen. Ik ging in de wachtstand, een soort meditatieve stasis die ik van mijn katten heb afgekeken, hoofd leeg, ogen half geloken, tegemoetkomende koplampen inschattend op hulpdienstgehalte. Uiteindelijk, na middernacht, kwam Thomas. Vrolijke jongen. Mijn vriendin kreeg les in haar eerste automaat.
Half twee terug in Bakker. Twee schielijke tandenpoetsbekers pinot noir. Coma.

Volgende morgen extra veel ei met spek gegeten en me zelfs een "Mimosa" laten inschenken door de dienster. Volgend jaar maar weer iets nieuws verzinnen.




vrijdag 18 april 2025

GEDAAN

 

Het is gedaan. Ik heb 313 pagina's gevuld met van alles en nog wat over astrologie. De zaterdagen en zondagen mochten op één pagina. Vanochtend heb ik het Excel-bestand met een druk op de verzendtoets overgeheveld naar de redactie, op het laatst nog even bang dat ik tijdens de uiteindelijke correctie, ongeduldig en vermoeid van het turen, op een verkeerd knopje zou drukken, alles zou wissen, en een week voor de deadline opnieuw zou moeten beginnen. Zulke angsten heeft de broodschrijver in het digitale tijdperk. Geen reserve op papier, alles wel regelmatig geback-upt en in de cloud veiliggesteld maar je weet maar nooit.
Ik heb, net als iedere schrijver, weleens pijnlijke verliezen geleden. Een dag werk verloren door een slordigheidje. Erger dan Prokofjev die het complete en enige manuscript van zijn Tweede Pianoconcert in de trein liet liggen kan het niet worden. Of was dat Rachmaninov met zijn Tweede Symfonie? Stravinsky, Sjostakovitsj? Wie het weet mag het zeggen, op Google kan ik het zo snel niet vinden, in elk geval een Rus. Wat ik wél weet: een beetje componist kent zijn compositie uit zijn hoofd. Er is lang over gebroed. Alles opnieuw noteren is een verschrikkelijke klus, maar je weet waar je aan begint en waar het heen moet. Het gedetailleerd uitgewerkte concept in je hoofd moet nog een keer genoteerd worden - de tweede keer gaat dat overigens makkelijker dan de eerste. Hetzelfde geldt voor literatuur, mutatis mutandis.
Maar 313 tamelijk onbeduidende, soms routineus, soms moeizaam bijeengescharrelde weetjes, quotes, feitjes, fragmenten en faits divers opnieuw bedenken en opzoeken - dat lijkt me een ramp. Ik denk dat ik het dan liever zou opgeven en contractbreuk onder ogen zou zien.
Ik ben opgelucht dat dit gedaan is. Ik heb niets met astrologie, niet meer tenminste dan de gemiddelde mens, en had de klus nogal overmoedig aangenomen. Ik ben wat wijzer geworden hier en daar, maar niet veel. Het blijft een mysterieus gebied, dat van de sterrenwichelaars. Ik verwacht ook niet dat de opgedane kennis lang bij me zal blijven. Nu weet ik nog van alles over Keltische, Azteekse en Babylonische systemen van astrologie te spuien en kan ik menig geestig citaat tevoorschijn toveren uit mijn kortetermijngeheugen. Maar als u me over een paar weken op een feestje vraagt, in de hoop dat ik de aanwezige astrologen onder uw vrienden kan entertainen, dan zal ik u waarschijnlijk bitter teleurstellen met mijn gehakkel.

Om het feit te vieren dat ik nu mijn overwerkte pols rust kan geven en de brace een tijdje af kan laten had ik bedacht deze Goede Vrijdag, na een week van soberheid en onthouding, een fijne wijn te drinken. Maar bij de Albert Heijn was ik dat voornemen vergeten en ik proost u nu toe met een eenvoudige Riesling. Morgen ga ik naar de Achterhoek voor een Paasuitje. Naar een hotel waar ik me als een Vis in het water voel. Dat plaatje hierboven, maker onbekend, had ik opgeslagen tijdens het werk aan Astrologie 2026. Ter inspiratie. Ik wist al een paar dagen dat het boven dit blog zou komen te staan. Pijproken doe ik helaas niet meer. 


zaterdag 12 april 2025

KATTENPRAAT




Ik kreeg vele meelevende, sympathieke reacties op mijn
vorige post. Ik word vooral gelezen door kattenmensen, dat zal duidelijk zijn. Speciaal voor hen deze kleine update.

Alles ging, zoals ik schreef, goed. Tot vandaag. Snuitje was niet van de bak weg te slaan. Ik zag eenmaal een heel klein plasje verschijnen maar meestal bleef het droog daar beneden. Voorts miauwde hij erg luid en veel, was ongedurig en schichtig. Ik was er niet gerust op, en met het weekend in het vooruitzicht besloot ik meteen de betrouwbare praktijk van mijn volle neef te bellen voor er weer een peperdure en kwalitatief onduidelijke spoedkliniek moest worden ingeschakeld. 
Een uur later liet ik Snuit daar achter. Ditmaal liet hij zich iets minder makkelijk in de kooi vangen. Hij voelde nattigheid. De assistente ontving me. Neef was er nog niet, fikse file op de A1.
Toen ik hem telefonisch sprak na afloop van zijn dienst vertelde hij dat hij geen blokkade had kunnen vaststellen. Hij had de blaas probleemloos kunnen leegdrukken. (Ik huiverde even.) Die blaasontsteking, zei hij, was pittig en zorgde voor voortdurende irritatie. En ik moest niet vergeten dat katten het dan gewoon ook prettig vinden zoveel mogelijk op die bak te zitten, want het brandt daarbinnen, en een beetje pies, al is het maar een druppel, verkoelt, verzacht de  pijn. Zo had ik het nog nooit bekeken. Ik mocht Snuit aan het eind van de middag halen.
Tegen half zes stond ik voor de kliniek. Neef H. kwam energiek aanbenen. Hij nodigde me mee naar binnen en naar boven. Daar zat Snuit in een ruime kooi, eten en drinken bij de poot. Er was een urine-kweekje gemaakt. Voorlopig niet te veel zorgen, zei H., en hij gaf Snuit een injectie antibiotica die 3 x 24 uur werkte. Op de valreep, voor hij een terrasje ging bezoeken, praatten we nog even over muziek. Later meer, later gingen we alsnog die wereldhit schrijven waarover we al decennialang broeden. Nu eerst de verloren zoon thuisbrengen.
Snuf gaf geen sjoege toen ik zijn broer losliet. Geen grommen en blazen zoals dinsdag. Blijkbaar herkende hij de geur van deze kliniek. Een familiegeur.


vrijdag 11 april 2025

BLOKKADE


Zondag stortte ik me geheel tegen mijn bedoeling in een jamsessie. In The Irish Cottage, te Oude Niedorp. Ik zong (niet al te tekstvast) en speelde onder meer banjo, wat ik niet kan. Maandag besloot ik geen spijt te hebben want ik had plezier beleefd aan mijn door Guinness ingefluisterde escapade. Maar toch verliep de dag stroef. Ik deed boete met een sober geleide koorrepetitie en ging naar bed met uitzicht op een rustige dinsdag.
Maar dat pakte anders uit.

Snuitje had een tijdje terug al blaasontsteking gehad. Dat was toen met een paar dagen bekeken. Dit keer was het duidelijk erger. Hij ging wijdbeens gehurkt op de bak zitten, stak de staart naar achteren en wachtte. Minutenlang. Er kwam niets.
In de loop van de middag bezocht hij de kattenbak steeds vaker, met net zo weinig resultaat. Ik verbeet een enorme tegenzin in wat komen moest en overlegde telefonisch met mijn dochter. We dachten aan Dikkie voor wie een blokkade zijn einde had ingeluid en hakten de knoop door. Mijn neef de dierenarts had de deur zojuist gesloten, maar er mocht geen uitstel zijn. Mijn dochter belde de spoedkliniek. Ik zou Snuitje vangen en erheen brengen, zij zou zich losrukken uit een gezellige avond bij haar zus en me gezelschap komen houden. 
In de auto was Snuitje opvallend stil, anders dan zijn broer Snuf die bij zo'n ritje altijd erg vocaal is. Ik had geen moeite de dame te verstaan die de route voorlas op Google Maps. 

Des te meer moeite had ik om haar aanwijzingen te begrijpen toen ik het Westelijk Havengebied in reed. Ik ben daar al vaker verdwaald. De infrastructuur is er verwarrend, afslagen en rijstroken gaan alle kanten op, je kunt nergens stoppen. Toen de dame van Maps en ik een rondedans aan het doen waren - zij herhaalde instructies die ik niet meer kon opvolgen, geen idee waar ik was - raakte ik in een lichte paniek. Net op dat moment belde mijn dochter. Ik parkeerde bij een bedrijventerrein ergens aan een kanaal en zei: 'Help, ik ben verdwaald - en mijn benzine is bijna op.'
Mijn dochter begon me rustig te gidsen, haar telefoon in de hand. Ik hoorde op de achtergrond mijn oudste dochter tegengestelde suggesties doen, een ander programma zeker. We snoerden haar de mond. Eén kapitein op het schip alsjeblieft! 
Zo stond ik opeens, uit het niets, voor de kliniek. En er tegenover was, door een ingreep van hogere machten, een onbemand tankstation. 
Ik nam de stille, loodzware mand mee naar binnen, vulde een formulier in en ging zitten wachten in een plastic kuipstoeltje. Even later verscheen mijn dochter met vers blauwgeverfd haar. Haar verven, bier drinken en een serie kijken, dat was de bedoeling geweest. 
Een aardige jonge assistente kwam Snuitjes blaas bevoelen. Afhankelijk van hoe urgent het was zou de behandeling snel of trager zijn. Een mandarijntje, constateerde ze. Snuitje ging mee maar het kon wel even duren.

We zaten te wachten. Een uur, twee uur. Steeds meer spoedgevallen kwamen binnen. Een meisje met een wippende paardenstaart stormde door de glazen deuren met drie vrienden en een miniatuurhondje. Ze oreerde luid en maakte dramatische gebaren. De kliniek werd een filmset. Zeker een influencer of een soapsterretje. Met haar Ik ken mijn hondje toch zeker het best?! kreeg ze gedaan dat het witte diertje met voorrang werd behandeld. Een ouder echtpaar, stil, wat sjofel, wachtte geduldig tot ze eindelijk hun kat Tommie mee naar huis kregen. Tommie was met spoed geopereerd. Lijdzaam pinden ze 1750 euro.
En daar waren opeens mijn onderburen met hun oude hond. Bizar toeval!
Juist op dat moment kwam de dierenarts van dienst (slangentattoo op haar arm) vertellen wat ze hadden gevonden. Inderdaad, een blokkade. Snuitje was gekatheteriseerd, de verstopping was opgeheven, nu moesten we het urineonderzoek nog even afwachten. We zonken weer in de kuipstoeltjes.
Middernacht naderde. Net toen ik toch maar eens wilde gaan vragen hoelang het, bij benadering, nog kon duren kwam de assistente met de kooi en de uitslag. Blaasgruis, mogelijk een bacteriële ontsteking. We kregen een buisje pijnstillers mee. Ik betaalde wat ik recent met een concert verdiend had en we gingen huiswaarts. Daar werd Snuitje met gegrom en geblaas ontvangen door zijn broer, die hem niet meer herkende. Kort van memorie, katten, en ze gaan meer op geur af dan op iets anders. 

Gelukkig sleet de vijandige geur van anesthesie en kliniek in een dag of twee en nu zijn het weer de beste vriendjes. Waarvan er één nog steeds erg nodig moet piesen, maar gelukkig gaat hem dat weer goed af.


vrijdag 4 april 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (60)


Ik zit met twee oude schoolvrienden op het terras van het Boothuis aan de Sloterplas. Op de schragen tafel liggen twee bestelde boeken die ik zojuist heb overhandigd. We praten over de buurt, over vrienden van toen. In een ooghoek registreer ik een bekend gezicht dat hier niet thuishoort. 'Hé, een bekend gezicht!' roep ik, riposteert hij.
Hij werkt bij de Appie op het Museumplein. Hoe je die functie noemt weet ik niet. In een restaurant zou je het denk ik een gérant noemen. Een paar jaar geleden begon hij me op te vallen. Als ik mijn boodschappen aan het scannen was kwam hij stralend aanlopen, nam galant mijn mandje van me over, groette me en maakte zo mogelijk een zonnig praatje. Eerst irriteerde me dat een beetje, ik blijf graag anoniem, maar gaandeweg kreeg ik waardering voor de persoonlijke begeleiding door het personeel, voor de ouderwetse égards in een verder zo eigentijdse, technologische entourage. 

Ik beschrijf hem, op het gevaar af dat mijn dochters me kapittelen ('Pap, je hoeft er toch niet altijd bij te zeggen dat het een ... [vul in: Turk, Marokkaan, Chinees, homo, hetero of transgender...] was?'):
Slank postuur, niet lang. Elegant gekleed. Pikzwart haar, kortgeknipt. Wijd opengesperde ogen achter een bril met onopvallend montuur. Huidskleur koffie met niet te veel melk. Tanden regelmatig en bizar wit, ongetwijfeld gebleekt. Licht Amerikaans accent. 
Op het terras roept hij algauw een andere jongeman erbij; iets kleiner dan hij, sluik donker haar, een knap, wat bleek gezicht. We doen een voorstelrondje. De knappe jongen werkt als suppoost in het Concertgebouw, maar is eigenlijk pianist en componist. Een telefoon verschijnt in mijn gezichtsveld waarop hij de vleugel van de Grote Zaal bespeelt. Mijn vriend van de Appie werkt daar wel, in de super, zeker, maar eigenlijk doet hij samen met de suppoost events. Mijn beroep vinden ze zeer interessant. De boeken op tafel worden gefotografeerd.
We praten een beetje. Ik stel vast dat ik ze niet vraag erbij te komen zitten. De oude schoolvrienden vragen al om een ongewone aandacht, het Museumplein kan ik er nu niet bij hebben.
De volgende dag ga ik boodschappen doen met gemengde gevoelens. Met elke anonimiteit is het nu gedaan. Wil ik die nog, dan zal ik elders moeten inkopen.
Ik sta bij de kassa. Daar is-ie al, stralend, opgedoemd uit het niets. 'Nou, dat was gezellig meneer.' Even later weet ik dat hij en X. al naar de Kiefer-tentoonstelling zijn geweest. Maar het was bij de VIP-opening (spreek uit Vie Ai Pie) dus ze hadden vooral staan praten. Die middag gaan ze weer om alles nog eens goed te bekijken. Ik vertel dat ik volgende week met mijn vriendin van plan ben te gaan. We groeten elkaar als oude schoolvrienden.

                                                                        •

Voorheen Rookzanger heeft een uitputtend weekend achter de rug met optredens, een familiefeest, ontmoetingen met zijn ex en zijn ex-compagnon, en moet afkicken van al die prikkels. Dan wordt hij ziek. Het begint met keelpijn en wat koorts. Hij hoopt dat een stevige wandeling door de mooie aprilmiddag hem goed zal doen. De lucht is blauw, niet optimistisch maar overmoedig blauw. Er staat een flinke wind. Het is droog, geen beetje vocht in de atmosfeer tempert de keihard stralende zon. Meerkoeten en waterhoentjes achtervolgen elkaar schreeuwend, met uitgestoken nekken, als gevleugelde stormrammen, stijf van het testosteron. April is the cruellest month. Op de koorrepetitie hoort hij vanuit zijn cocon van door paracetamol weggemoffelde koorts een gesprek tussen een van de zangers en de penningmeester. Die houdt niet zo van dat schel-schitterende licht, zegt hij.
'Maar je kunt toch een zonnebril opzetten?' meent de zanger.
'Ja, en wat dan?' snauwt de penningmeester gespeeld verontwaardigd.


vrijdag 28 maart 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (59)


In het park ontmoette ik Michael. Hij zat op het bankje tegenover de ooievaars, zijn camera in aanslag. Ik geloof niet dat hij me herkende. Hij prees me zijn boek aan, dat ik vorig jaar herfst al had gekocht. Ik confronteerde hem met zijn Slotermeerse jeugd, in de hoop op een gesprek vol wederzijdse jeugdherinneringen - maar hij had er blijkbaar niet zo'n zin in.
'Immanuel Kanthof? Ik woonde bij de Burgemeester De Vlugtlaan. Dus we zullen elkaar wel niet zijn tegengekomen,' zei hij met zijn rauwe accent. Daarna vertelde hij dat hij zijn kat hier had begraven pas geleden. Twaalf jaar oud slechts geworden, gelukkig duurde de doodsstrijd niet zo lang. 'Ik zit hier vaak dus dan kan ik nog eens aan hem denken.'
Het was er een van een stel, het katertje. Broodmager, terwijl zijn zusje heel anders was, een plofkip. Wist ik dat katten nesten konden hebben van meerdere vaders?
'Ja,' zei ik, 'dat weet ik. Ik heb twee broertjes die héél anders zijn.' Hij keek me bevreemd aan en begon toen te lachen. 'Ah, ik dacht even dat je bedoelde, in het écht.'
Ik zei: 'Ja, dat bedoelde ik ook,' op mijn beurt bevreemd. Hij viel stil, begon toen over de ooievaars, dacht ik ook niet dat ze al eieren hadden gelegd?
Pas toen ik een eind verderop was bedacht ik dat ik had vergeten te vertellen dat het twee katten waren, die broertjes. Hij moet een rare indruk van onze familie hebben gekregen.

                                                                        •

Ooit begon ik aarzelend te kijken naar Flikken Maastricht. Een guilty pleasure, noemde ik het. Toen bracht ik zes vormende en veranderende weken door in Limburg en vlak daarna ging mijn dochter in Maastricht studeren. Kijken naar Flikken werd een soort weemoedig plezier. Ik zag bekende locaties, dacht glimlachend terug. Het was het wekelijks koordje dat me met de Kliniek verbond.
De jaren verstreken, ik bleef trouw kijken maar het plezier nam af. De plots werden allengs ingewikkelder, ik volgde het niet meer, de personages en gebeurtenissen werden grotesk en onwaarschijnlijk, vooral de slechteriken waren karikaturaal (Bols, Eddy, Daan). De sfeer was hard, cynisch, humorloos.
Onlangs begon NPO1 Extra met de herhaling van het eerste seizoen, door mij destijds niet bekeken. Ik was verrast. Wat een jonge koppies allemaal. Eva had nog niet dat verbetene, haar paardenstaart was springerig en echt, Wolfs was mooi, blond en jong. Wil van Kralingen (rip) zette met Ellis Flamand de beste commissaris van de serie neer. Er werd gelachen, vertederd gekeken naar die malle Romeo, Floris en Eva waren duidelijk verliefd op elkaar.
Zappend van NPO1 naar NPO1 Extra zie je 19 jaar verspringen. Blond naar grijs. Lach naar grimas. Wat is de tijd wreed geweest. Nu is Victor Reinier er uitgegooid wegens onacceptabel machogedrag dat verdere samenwerking onmogelijk maakt. Het idiote idee schijnt te heersen om die twintigste serie tóch te maken. Dan maar zonder mijn verkeerde held Floris Wolfs. Dat wordt natuurlijk helemaal niks. Wat je dan krijgt: 19 consistente, legendarische seizoenen en één mislukt laatste seizoen met een vervanger. Een stuiptrekking. Niet doen!

                                                                    •

De kogel is door de kerk. Ik heb de hulp ingeroepen van AI. Of juister: van een vertaalmachine. Een tamelijk lang Frans tekstje ingevoerd. Wat er in een fractie van een seconde uit kwam rollen met rood potlood gecorrigeerd tot het idiomatisch Nederlands was. Op deze manier gebruikt toch wel handig, en de noodzakelijkheid van de menselijke supervisie verzoende me ermee.

[Google Translate vertaalt trouwens 'de kogel is door de kerk' met: la balle est dans l'eglise. Haha. Zou letterlijk moeten zijn: la balle a traversé l'eglise. Maar in het Frans zeg je in zo'n geval: on a tranché. 
Erg bedreigend is het allemaal (nog) niet.]


Foto: Rozan Hillebrandt


vrijdag 21 maart 2025

Kosmos, kalenders en katharsis


In defensie is the sky the limit. Kanonnen mogen wat kosten. Maar hier op aarde?
Ook in kalenderland wordt bezuinigd. De piek is voorbij, de concurrentie is moordend, al die titels uitbrengen is voor de uitgeverij niet meer op te brengen. Ik ging dit jaar dus akkoord met één nieuwe titel en twee herdrukken van oude edities waarvoor ik x... euro kreeg zonder dat ik er iets voor hoefde te doen. Ik vond het allang best: na tweeëntwintig jaren in dit leven van gepokt en gemazeld Kalendermacher was ik toe aan wat rust. Misschien nog geen vol pensioen, maar toch een stap terug; niet meer die taaie seizoensarbeid van elk jaar tussen pak weg januari en mei drie of vier scheurkalenders produceren. De inmiddels maandelijks mijn kant op gestorte AOW compenseerde de vermindering van inkomsten, geen zorg. Eens moest ik toch een arme ouwe man worden. Voorlopig had ik nog niks te klagen. 

Eén enkele kalender, dat is bijna lachwekkend weinig voor een hack met mijn staat van dienst. Dus ik stelde het moment steeds uit waarop ik me serieus zou gaan wijden aan Astrologie. Van dat onderwerp wist ik niet veel maar voor de ouwe rot die ik was mocht dat geen bezwaar zijn: ik zou desnoods over de geschiedenis van het telefoonboek een scheurkalender van 365 pagina's kunnen vullen. 
Ik deed wat voorwerk. Selecteerde boeken - Synchroniciteit van Carl Gustav Jung uit mijn vaders boekerij, De astromanen van Marten Toonder, Brieven aan Josine M. van Reve. Ik bestelde een handleiding Astrologie voor beginners waaraan ik dacht veel te zullen hebben.
Toen die aankwam en ik er in begon te bladeren schrok ik wel een beetje. Wat een chaos van termen, wat een mystieke rookwolken, wat een onwetenschappelijke wanorde van gegevens en uitgangspunten! Als dat het beginnersniveau was, dan stond me nog wat te wachten.

De lente brak aan, ik ging op een reisje, ik vierde mijn verjaardag, niet één, maar twee keer. Teken van de Vis, binnenkort zou Ram komen en daarmee de deadline. Nu en dan opende ik het Excelbestand waarin de eerste data waren ingevuld met wat me zo te binnen was geschoten.
En... sloot het weer. Tijd genoeg.
Deze week sloeg me plotseling de schrik om het hart. Ik had nog veel te weinig en ik had bovendien geen greep op de materie. Een astroloog zou ik zo snel niet worden. Hoe verwoorden wat je niet begrijpt? Ik zou me moeten bepalen tot het bloemlezen van lezenswaardige fragmenten, leuke weetjes, snedige uitspraken, smaakvol opgelepelde basiskennis, en dergelijke. Gewone kalenderpraktijk, maar op andere terreinen had ik dat toch makkelijker gevonden. Zelfs kalenders met titels als Groen geluk, Yoga, Elke dag slank en Film 2013 had ik fluitend gemaakt. Zou ik hier mijn Waterloo vinden, zou ik niet met zélfgekozen pensioen gaan, maar oneervol ontslagen worden bij de uitgeverij wegens wanprestatie? Dat mocht toch zeker niet gebeuren?
Even overwoog ik de opdracht terug te geven, contract of geen contract. Maar dat was mijn eer te na.

En zo komt het dat ik vanmorgen om acht uur al achter de pc zat. Brace stijf om de pols, nieuwe ergonomische muis binnen handbereik, twee kussens onder mijn kont om wat hoger te zitten.
Zoals altijd ontdekte ik dat er op elk terrein talent bestaat. Mismoedig geworden van de warboel die ik opdiepte uit het web stuitte ik plotseling op een glashelder formulerende, zelfs poëtische Amerikaanse schrijfster. Een genoegen om te vertalen. Zonder hulp van AI want het ambacht is het wat me altijd heeft verzoend met de broodschrijverij.
Ik houd het kort want ik ga nog even verder op mijn hallucinante reis door het astrologische wiel.


maandag 17 maart 2025

In memoriam Rob de Nijs (1942-2025)


Het zat eraan te komen maar het was toch een naar bericht. Rob de Nijs stierf gisteren. Ik vierde luidruchtig mijn verjaardag en wist van niks.
Rob de Nijs had een warme, soepele, onmiskenbaar eigen getimbreerde stem en hij paste in mijn wereld. De fantasievolle romantiek van Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? (kortweg: Hamelen) en van de eerste, door Boudewijn en Lennaert geschreven liedjes van zijn 'comeback', evenals Hamelen gedrenkt in middeleeuwse sfeer, sloten naadloos aan bij mijn eigen romantische aard. Het was de tijd dat ik minstreel wilde worden en droomde van de luit die ik nu eindelijk bezit.
En toen hij later andere, meer wereldse paden insloeg (leren broek, kokette kreetjes) bleef ik een fan. Want die stem, die raakte me nog steeds. Hij mocht honderd keer Banger hart zingen of dat hij een Harley onder zijn kont had, mij bedroog hij niet: hij bleef voor altijd Bertram Bierenbroodspot, amant van Loeki Knol alias Lidwientje Walg, die andere eenmalige prachtstem.

Ik heb hem gelukkig nog live gezien, rijkelijk laat in mijn leven. Een of twee keer, dat weet ik niet precies. Ik genoot ervan.
Maar ik heb hem ook een keer ontmoet. 
Het was bij de begrafenis van Lennaert Nijgh, december 2002. Ik zong twee liederen uit Winterreise van Schubert, omdat dat Lennaerts favoriete muziek was. Rob was er ook. Toen ik achter de kist aan liep passeerde ik hem. Hij knikte me toe en zei zacht: 'Mooi gezongen.' Ik zei: 'Dank je Rob.'
Fijner compliment heb ik nooit gehad.


vrijdag 14 maart 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog 58: Hasselt, en jarig


1. Hasselt

Tijdens het afgelopen zoele weekend waren we in Hasselt (B.). Gewoon, omdat we even weg wilden en niet ver wilden rijden. Hasselt kenden we niet en het lag binnen een straal van tweeënhalf uur snelweg. Hotel YUP was suspect met al dat zwart en goud en nep-marmer maar het was goedkoop, en het was maar voor een nachtje, dus vooruit: naar de Chinezen. 
De stad had een ideaal formaat voor een kort bezoek. Autoluw en alles nét op loopafstand. Omdat we een vergeten telefoonoplader uit de auto moesten halen liepen we na het Jenevermuseum en het eerste echte terras van het jaar op de Grote Markt terug naar de parkeergarage bij het station, en daarna weer terug naar het centrum om een restaurant te zoeken. De stappenteller App gaf die avond een score van ruim 15.000 passen aan, zo'n 12, 13 kilometer. De volgende morgen voelden we onze voeten en dachten na de Japanse Tuin, aan de buitenste ring gelegen, de bus naar het station te nemen. Maar de bus reed net weg en ach, het was zulk mooi weer. We zagen weer dezelfde straten en hadden het gevoel de stad inmiddels een beetje te kennen.
Met Hasselt is niet veel mis. Het is een plezierig kleinsteeds zusje van Maastricht. De sfeer is er gemoedelijk, iedereen is aardig. Er is heel wat moois te zien, je kunt er goed eten en drinken en het is er levendig, zelfs druk. Pas ons bezoek, de volgende dag, aan de Abdij van Herkenrode plaatste een paar geregistreerde dingen in een ander daglicht.

Met die abdij was veel mis. Op een enorm uitgestrekt terrein lag een laag, langgerekt klooster. De parkeerplaats duidde op een bloeiend toerisme. Maar al die bezoekers zaten in een grazige tuin zo groot als een voetbalveld. Te eten, te drinken. Het meisje aan de balie van het voormalige cisterciënzer vrouwenklooster vertelde dat de laatste nonnen jaren geleden naar een verzorgingstehuis waren verkast. Nu werd alles uitgebaat door horeca. En er was een belevingscentrum (o gruwel) waar middels audio en video de historie van de site werd verklankt en uitgebeeld door acteurs. Het dorre herbarium was nu een inspiratietuin. De allang verdwenen kerk (een ijzeren kunstwerk gaf een suggestie van het uiterlijk) werd binnenkort door een architect herbouwd, maar dan 'met glazen zuilen'. Feesten, trouwerijen, tentoonstellingen, zakenuitjes, congressen, dat was de markt die de abdij wilde veroveren. Internet leerde me, terwijl ik nipte van een lokaal bier Vesper, dat de plaats hier eigenlijk allang dood en begraven was. Toerisme Vlaanderen kocht de boel op, herbouwde grondig en pompte alles op met een indrukwekkende geschiedenis. 'Ridders en nonnen', dat werk. Zodat we nu onze Vesper konden drinken met de illusie dat we een ambachtelijk en traditioneel bier dronken, terwijl die kuise nonnen nooit een brouwerij hadden bezeten: deze flesjes kwamen, mooi gestiled door handige reclamejongens, uit een commerciële brouwerij in Bree. Want een beetje abdij moet toch een bier hebben.
Ik heb niets tegen het uitbaten van erfgoed en verwacht heus niet dat er in het Muiderslot nog steeds dichters en edellieden wonen. Maar de indruk van dure gebakken lucht was hier overweldigend. Een cultureel pretpark, Herkenrode, net als het nabijgelegen Bokrijk.


Met terugwerkende kracht leerde de ervaring ons de bouwputgaten in het Hasseltse stadsgezicht anders te interpreteren. Projectontwikkelaars zijn hier lekker bezig. De stad verkoopt zichzelf verbaal uitstekend, prima PR. De veryupping is allang ingezet en vooralsnog plezierig: niemand wil in een armoedig zooitje wonen en de sfeer van een charmante Limburgse provinciestad is nog te proeven op elke straathoek. 
Maar, reiziger, ik zou niet te lang wachten met Hasselt te bezoeken.

2. Jarig

Na de zoele dagen in Hasselt was het terug naar af. Na euforie komt dip, zeker als na lente winter terugkeert. Mijn verjaardag naderde en ik wilde maar niet in de juiste stemming geraken. 
De nacht voor ik 69 zou worden was het bijna volle maan. Ik sliep slecht en had een nare droom. Zeg maar gerust een nachtmerrie. Ik wilde mijn Nederlandse vertaling van Schuberts Winterreise zingen. Maar die paste niet. Sterker: het lied dat de pianist speelde kende ik niet eens. Hoe kon me dat ontgaan zijn, in mijn favoriete cyclus, die me al meer dan veertig jaar vergezelt, die ik tientallen malen heb uitgevoerd? Mijn lijfliederen, meer nog dan de liedjes die ik zelf heb geschreven.
Ik stond er beroerd van op. Bovendien deden duim, pols en elleboog pijn, de fysiotherapeut had me stevig aangepakt. Toen ik de kou in ging om boodschappen voor mijn verjaardag te doen sprongen de tranen me in de ogen. Ei Tränen, meine Tränen...
Na een half uurtje mediteren keerde de vechtlust terug. Gek dat je zoiets niet associeert met mediteren. 
Ik deed wat straffe ademoefeningen, sloeg Schubert open en zong vier, vijf liederen Winterreise. Om over die droom heen te piesen. Om te bewijzen dat ik geen oude, krakkemikkige en afgeschreven man was. De stem deed het goed. Een beetje oefenen en ik zou nog wel een tijd mee kunnen. 

Mijn oudste dochter kwam als eerste. Ze bracht de trui mee die ik had besteld bij het frauduleuze bedrijf Van Leiden Stijlhuis. Ik was verbluft. Was het dan toch...? Maar nee, ze had een bijna gelijk exemplaar gekocht bij Wehkamp. Het koningsblauw was marineblauw geworden maar dat was eigenlijk net zo mooi - zo niet mooier, vonden we.
Toen ook mijn vriendin, mijn zoon en jongste dochter er waren stelde ik voor: 'Wij zijn als familie altijd zo luidruchtig. Het is altijd reuze gezellig met elkaar, daar niet van, maar we denderen over elkaar heen. Laten we nou eens beginnen met een rondje. Iedereen vertelt wat hen bezighoudt en de rest luistert - maar onderbreekt niet.'
Het was weer net als in de Kliniek, waar elke dag zo begon. Mijn vriendin trapte af.  Iedereen luisterde aandachtig. Er werden een paar vragen gesteld. Daarna mocht ik. Winterreise en pols. Inmiddels had ik mijn bestelde brace ontvangen en die hield ik demonstratief omhoog. Zielige oude man. Inmiddels weer vrolijke oude man.
Daarna aten we een vieruurspasta. Die had ik lang niet gemaakt. Rundvlees dat zeker vier uur heeft staan sudderen in wijn, spek, uien, knoflook en tomaten. Als het uit elkaar valt is het goed. De ragout gaat over de pasta en wordt ampel bestrooid met versgeraspte Parmezaan. 
Om elf uur gingen we tevreden slapen. Mijn zoon fietste terug naar Zaandam. Mijn dochters gingen boven for old times' sake nog een aflevering van Buffy the Vampire Slayer kijken.
Topverjaardag.



vrijdag 7 maart 2025

WANDELEN

Voorheen Rookzanger liep met Rozijntje door het park. Ze hadden een wandelafspraak. Sinds ze elkaar beroepsmatig uit het oog verloren waren deden ze dat zo nu en dan. Voorheen Rookzanger herinnerde zich één keer duidelijk maar Rozijntje dacht dat het wel drie rondjes park waren geweest sinds de pandemie. Ze herinnerden zich wel meer dingen anders. 
Hij had haar voor het voormalige filmmuseum zien staan. Te vroeg, net als hij. Hij had nog geen kans gezien een goede openingszin te bedenken. Voor hij het wist waren ze in gesprek en in beweging, hoewel ze nog niet over richting en route hadden overlegd. Het overviel hem zoals de lente hem deze dag had overvallen. Die had er wel aan zitten komen, met al dat blauw en die stijgende temperaturen, maar nu het seizoen plotseling serieus aftrapte voelde hij zich slecht voorbereid. Als een kluizenaar had hij de dagen van de winter doorgebracht, met boeken, poëzie en luit en een vroeg bed, zijn ogen knipperden tegen het helle licht.

Blijkbaar is een openingszin niet nodig als je elkaar al dertig jaar kent. Je pikt iets willekeurigs uit de dag, iets wat je bezighoudt, en de ander reageert. Een inleidend gesprek wordt geboren, de rest komt later wel. Rozijntje kwam zojuist van de fysiotherapeut. Voorheen Rookzanger stelde een bezoek aan de fysiotherapeut juist uit, hoewel hij met een zelfgedraaide bandage om de pijnlijke pols liep. En hoe ging het met de kinderen, de katten? Rozijntje - zo heet ze niet echt, dat begrijpt u wel, het is de naam van een personage dat ze ooit speelde - leek hem iets beter in dit sociale spel dan hijzelf. Maar wist hij veel wat er in haar hoofd omging? Zij vond misschien zijn woordenstroom heel natuurlijk klinken.
In werkelijkheid voelde hij zich dermate geforceerd tot een plotselinge, in zijn eigen oren hese, spraakzaamheid dat hij het gevoel had naar zichzelf te luisteren als van een afstand. Een ogenblik overwoog hij iets te zeggen als: zo gaat het niet, ik ben zover nog niet, laten we opnieuw beginnen.
Maar natuurlijk deed hij dat niet en ondertussen sleet het "varkenslederen masker" (Reve) met de minuut en viel hij algauw weer samen met zichzelf.
Ze hadden op goed geluk de grote buitenpromenade gekozen, die hijzelf nooit nam, hij liep altijd ten minste de helft van het parcours binnendoor. Fietsers en wandelaars volop, vogels scheerden over met takken in de bek, honden blaften uitgelaten, de jassen gingen uit, de zon scheen feller en feller. Voorheen Rookzanger vertelde van zijn bezigheden van de afgelopen tijd, Rozijntje van die van haar. Ze wisselden ervaringen uit, praatten over hun beider uitstapjes uit het ooit zo stellig afgeroepen pensioen uit de zangwereld. Bespraken collega's, nét niet malicieus. Ze begrepen elkaar uitstekend. Opmerkelijk snel waren ze terug bij het Vondelpaviljoen.
'Zullen we nog een rondje doen?' vroeg Rozijntje.
'Een halfje dan,' zei de voormalige kluizenaar.


vrijdag 28 februari 2025

KWATRIJNEN


Het was een opgelucht gezelschap dat zich zaterdagavond in het Amsterdamse café Belcampo verzamelde. Het concert was uitstekend gegaan. Het Linnaeuskoor had overtuigend en gedisciplineerd gezongen, er was een talrijk en aandachtig publiek geweest, Felicity (vleugel) en Lucas (basklarinet en schalmei) hadden mooi gespeeld. Nu was de bar open. De buitendeur was op slot, dit was een besloten bijeenkomst. 
Zoals altijd bij dergelijke gelegenheden waren de gesprekken lekker speedy en open. Witte wijn smeerde de kelen en maakte de tongen los. Na een gesprek over de eigenaardigheden van het Nederlands, de eigenaardigheden van Simon Vestdijk en de gelijkzwevende temperatuur raakte ik met spreekstalmeester en penningmeester Nico aan de praat over het vervolg. Want ja, het enige nadeel van zo'n nazit is dat er stante pede vooruitgeblikt moet worden. Een oratorium-vereniging weet al weken of maanden vóór het concert wat er na de Matthäus op de lessenaar moet worden gezet (Die Jahreszeiten, het Requiem van Fauré?) - bij ons moet er ieder jaar een nieuw thema komen, waarbij passende teksten worden gezocht die door mij, dirigent en componist, op muziek worden gezet - want zo is het steeds gegaan sinds ik ooit de Linnaeus Cantate pasklaar voor dit, mijn geliefde koor, heb getoonzet. Tailor-made, customized. Ik wilde nooit meer anders en gelukkig (hopelijk) het koor ook niet. 

Jacob Israël de Haan dook op. De broer van een van Nico's favoriete schrijvers, Carry Van Bruggen. Het eerstvolgende optreden is ons jaarlijkse concert met Dodenherdenking, in de Zuiderkerk. Het repertoire daarvoor moet worden uitgezocht. Het plan rees om een selectie van De Haans kwatrijnen op muziek te zetten. 
De dag erna wandelde ik mee met onze tenor Hans. Als gepensioneerd stedenbouwkundige gidst hij regelmatig groepswandelingen door de stad. Terwijl we aanschouwelijk onderricht kregen in de Amsterdamse Art Nouveau, met zijn asymmetrische gevels en zijn sierlijke torentjes, herinnerde ik me een vorige wandeling. Door de Pijp. Hans vertelde toen over het boek Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan, en dat er tijdens de stadsvernieuwing van de jaren negentig alsnog een (dwars)straatje naar de schrijver was genoemd. Een handig straatje dat de buurtbewoners gelegenheid bood een stuk af te steken. 

Maandag las ik me in en ging ik zomaar ineens aan de slag. Inspiratie is een wonderlijk iets. Ik ben zacht gezegd niet dol op maandagen maar nu was er een drang in me om iets nieuws te gaan maken. Het eerste kwatrijntje, Onrust, stond algauw op papier.

Jacob Israël de Haan (1881-1924) kwam uit een groot Joods gezin. Zijn vader was voorzanger, chazan, in de Zaandamse synagoge. Hij doorliep de kweekschool, studeerde daarna rechten. Schreef poëzie en proza. Aanvankelijk was hij marxist en lid van de SDAP. Maar in de jaren 10 werd hij zionist. Hij emigreerde naar het toenmalige Palestina, waar hij correspondent was van het Algemeen Handelsblad. Inmiddels was hij van zionist fel anti-zionist geworden: niet om religieuze redenen (streng orthodoxe Joden waren tegen het zionisme gekant omdat er pas een Joodse staat kón en mócht komen, in hun ogen, als de Messias daadwerkelijk onder ons was), maar vanuit een geheel andere visie: hij pleitte voor een staat waarin Joden en Arabieren vreedzaam zouden kunnen samenleven. Hij zette zijn verbindende houding kracht bij door op portretfoto's te poseren in Arabisch kostuum. De orthodoxen in Jeruzalem waren niet blij met deze vrijgevochten Amsterdammer. En zoals hij de eerste was die een homo-erotische roman had gepubliceerd (het eerder genoemde Pijpelijntjes uit 1904) had hij ook de wrange eer, het eerste slachtoffer van een politieke moord in de regio te worden: op 30 juni 1924 werd hij bij terugkomst uit de synagoge met drie pistoolschoten om het leven gebracht. Niet zoals eerst gedacht de Arabieren, maar de zionistische organisatie Hagana bleek achter de moord te zitten. 

Naast Pijpelijntjes leeft De Haan vooral voort door zijn Kwatrijnen. Dat is een bundel, kort na zijn dood verschenen, van maar liefst 187 pagina's vol vierregelige gedichten. Het leest als een dagboek, gestart tijdens zijn reis, via onder meer Rome en Napels, naar Palestina. De verzen gaan vooral over zijn onrust, over het nieuwe leven daarginds, over jongens, over wijn, over heimwee, schuldgevoel, het dagelijks leven in den vreemde, over religie. Hoe wrang is het niet om, met de schrijnende beelden van het dagelijks nieuws op ons netvlies, het volgende te lezen:

Gaza

Hemel, wind en zwaluwen.
Wolken en hun schaduwen.
't Land, dat met zijn open pracht
Zoveel vrije zonen wacht.