vrijdag 14 november 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog 64: een najaarslied


Vrijdag, de 14e november van ons jaar 2025: van alle herfstige dagen van de afgelopen maand was dit de herfstigste. Een dikke grijze lucht vol motregen, een lichte maar strenge wind die ook hardnekkige blaadjes liet dwarrelen, een palet van kleuren die niet meer vlamden maar tot een harmonieus roodbruin versmolten. Het seizoen had een verzadigingspunt bereikt. Hierna zouden er gaten in de wereld vallen waardoor je de winter zag liggen. 
Ik zat op een bankje. Natte kont, ik had niet de moeite genomen een stukje bank droog te wrijven. Het park was praktisch van mij, net als tijdens de pandemie, lang geleden. Een reiger vloog op, ging klapwiekend over de sloot linksaf, bedacht zich, maakte een lompe draai en verliet mijn zichtveld over rechts. Een aalscholver dook onder, kwam een paar meter verder met lege snavel boven. Het water zag er koud uit. 
Voor mijn rechteroog danste een vlek, een lasso die werd uitgeworpen als ik van kijkrichting veranderde, de lus miste altijd doel. Het was begonnen met lichtflitsen en geschitter in mijn ooghoeken, de volgende dag was de dansende vlek er. Een tweede ring van Weiss, de oogarts beaamde het. De eerste was nog zichtbaar op mijn netvlies zei ze - dat ik die bijna nooit meer zag kwam door het corrigerend vermogen van ons brein: nutteloze visuele informatie wordt weggefilterd op den duur.
Hoewel ik niet blij was met deze nieuwe blijk van veroudering vond ik het een bevredigend idee dat de fantoomring op mijn linkeroog links in Amsterdam, in OLVG-West, en die op mijn rechteroog rechts in de stad, in OLVG-Oost was gediagnostiseerd. Als je dan toch iets mankeert dan maar liever symmetrisch. Jazeker, als kind telde ik stoeptegels.

                                                                                *

Gisteren was ik bij Vaughan. Hij begeleidt het Linnaeuskoor bij veel van onze concerten. Soms neemt zijn eveneens prachtig spelende partner Felicity het van hem over. Op de repetities speel ik zelf piano maar bij openbare optredens besteed ik dat het liefste uit aan bekwamere handen zodat ik de mijne vrij heb om te dirigeren.
Vaughan was bezig geweest de cantate die ik voor het 20-jarig bestaan van het koor heb geschreven te zuiveren van onhandigheden (het was mijn eerste ervaring met het notenprogramma Finale geweest) en er een doorlopende, professioneel ogende partituur van te maken. Ik zat naast hem en keek mee op het grote scherm van de Mac. Verwonderd over al die noten die ik dertien, veertien jaar geleden had bedacht. Linnaeus, een botanische cantate heet het stuk voluit. En het moest klinken als een boeket veldbloemen. De teksten zijn een polyglotte verzameling uit diverse bronnen en de muziek is eclectisch, zéér eclectisch. Ik heb er alles ingestopt wat ik kende. Van Latijnse hymnen alla Orff, via folk, belcanto, hoogromantiek, een Zweeds kinderliedje en het neoclassicisme van Stravinsky tot recitatieven die pendelden tussen Bach, Puccini en Monteverdi. Ik weet nog dat ik destijds twijfelde of dit wel kon. Ik heb in het beginstadium een stukje laten horen aan een in de kunsten geletterde vriend en hem die vraag voorgelegd; hij was van mening dat er niets aan de hand was en dat ik gewoon moest doorgaan met dit huzarenstukje. Zo ontstond een hommage aan de Zweedse arts, plantkundige, zoöloog en geoloog die ons koor zijn naam heeft gegeven. (Puur toeval trouwens: het koor repeteert op het Linnaeushof).
In de loop der jaren hebben we de 'Linnaeus Cantate' een goede handvol keren uitgevoerd, meestal op een plantkundige locatie, in een hortus of palmenkas. 
Dit najaar bezingen we de grondlegger van de biologische taxonomie op onze vaste stek: de OBA in de Hallen. Kom luisteren!




Geen opmerkingen: