De vroege morgen, het was nog donker, moest wat van me. Ik vertrouwde op mijn levende wekkers en ze lieten me niet in de steek: om tien over zeven slopen ze over het bed, zoveel mogelijk onrust verspreidend. Snorrebaarden streken langs mijn wang, mijn zij was een ligplaats die, als ik moest afgaan op het vele kontdraaien en verplaatsen, niet echt comfortabel was. Ik knipte mijn lampje aan en tot verbazing van de katten kregen ze zonder morren zo vroeg al hun voer, waar ik normaal een schijnmanoeuvre zou uithalen: naar de gang, met in mijn kielzog Snuf en Snuitje, en terug in bed, met hermetische sluiting van de slaapkamerdeur achter me. Gefopt!
Na een douche, koffie en een speltbol met ham en kaas was het licht. Lichter dan anders. Buiten was de lucht winters fris. Ik moest mijn ramen flink schoonkrabben voor ik kon gaan rijden. Dat, en de dreigende noodzaak om te tanken, zorgde voor enig oponthoud maar het tankstation was dicht, het verkeer was fluide en stipt op de door de dame van Maps beloofde tijd was ik op het industrieterrein bij Beverwijk. Ik liet de auto achter in handen van de garagisten en begon een beetje te wandelen door die altijd vreemde wereld van bedrijven, loodsen en straten die meestal parallelweg, ventilatorpad en monitorlaan heten. Maar het was koud en mijn vriendin appte dat ze door het onvoorziene krabben wat later kwam. Ik ging terug naar de garage, kreeg koffie en een krantje en wachtte tot ik werd gehaald.
We reden naar Wijk aan Zee. In hotel Zonnevanck waar ik ooit had meegedaan aan de singer-songwriterwedstrijd van het Juttersfestival (tweede geworden, Maarten van Roosendaal prees mijn voordracht maar lachte een beetje om mijn archaïsche taalgebruik) dronk ik een verrassend goede latte van loeihete melk en at ik een lekker stuk appeltaart zonder slagroom. Het dieet had vrijaf. We wandelden over het strand, het zand was hard en glad, de zee was blauw als de lucht met wat wit schuimende golfjes. De kou was lekker, het waaide niet.
Terug in de stad beantwoordde ik een mail van Vaughan, die de Linnaeus Cantate persklaar maakt. Meteen was ik weer in de flow van de afgelopen dagen. Ik heb vaker concerten met het koor en met V. als pianist, en ook maakt hij vaker mijn partituren netjes. Maar dit keer is het anders. Die cantate, mijn eerste serieuze werk als componist, alweer 13 jaar geleden, is onze signature song. En ik moet erin aantreden als baritonsolist, met noten die me een decennium later minder makkelijk afgaan. Toch is dát het niet, wat me in een lichte, tintelend actieve roes van werklust en nerveuze opwinding brengt: het is, denk ik, vooral het feit dat ik dit niet alleen doe, dat ik niet alleen als baasje voor dat koor sta, maar dat iemand anders zo serieus meedenkt en het tot zijn eigen verantwoordelijkheid heeft gemaakt. Dat doet me denken aan de oude dagen van La Passione, waarin Vincent en ik samen (nos contra mundum) het beste uit alles haalden, vanuit ons gemeenschappelijk geloof in het Belang van de Zaak en in het ongetwijfeld ongehoord prachtige en onontkoombare eindresultaat. Ik vind zo intensief samenwerken fijn en doe het te weinig. Dat besef daalde in toen ik meteen na de strandwandeling me boog over maatnummers, notenwaarden, metronoom-aanduidingen, verbindingsboogjes en dynamische tekens, alsof er niets anders bestond op de wereld.
De garage belde. Maar zelfs de schadeanalyse, het feit dat ik mijn auto een week moest missen en de gepeperde rekening konden mijn goede humeur niet bederven.
Vrijdag 28 november 2025, 20:30 uur:
Linnaeus, een botanische cantate
Linnaeuskoor Amsterdam o.l.v. Jan-Paul van Spaendonck
Met onder anderen Vaughan Schlepp, piano en Lucas van Helsdingen, sopraansax en basklarinet
Café Belcampo, OBA
De Hallen, Amsterdam (Hanny Dankbaarsteeg 10)
Toegang 15 euro
Reserveren: cafebelcampo.nl/agenda


Geen opmerkingen:
Een reactie posten