vrijdag 8 april 2022

De Ring van Weiss


Het begon de ochtend na het bezoek aan mijn hoogbejaarde Muze en het aansluitende etentje in de buurt-Italiaan. Ik weet het eerst nog aan de Napoleon Brandy en dat glas grappa bij een sterke espresso. Voeg daarbij de weeromslag en de sterke wind en het feit dat ik al een paar dagen uit mijn doen was en misschien was dat het begin van een verklaring. Hoewel ... herfstig weer, een dip en een paar glazen sterk doen misschien geen goed aan een nerveus gestel, maar konden ze ook lichtflitsen en dansende vlekken voor je ogen veroorzaken? Nee toch zeker?

De volgende dag was het flitsen voorbij. Er sloegen geen tl-lichten meer aan het knipperen in mijn ooghoeken als ik me plotseling bewoog, maar het dansen bleef: dat vlekje was geen binnengewaaid vuiltje. Ik raadpleegde Dr. Google en leerde over mouches volantes en het loslaten van het 'glasvocht'. Het alwetende Internet adviseerde me om meteen de huisarts te raadplegen, want er kónden ernstige zaken spelen. Die waren zeldzaam, las ik, maar de hypochonder in mij (nooit ver weg) zag al operaties in het nabije verschiet, om van blijvende blindheid maar te zwijgen.
De doktersassistente hoorde me aan. Ze noteerde het een en ander en gaf me de keus tussen een telefonisch consult of een echte afspraak ergens in de loop van de volgende week. Aha, zo'n vaart zal het dus wel niet lopen, zei mijn positieve ik triomfantelijk tegen de inwonende hypochonder. Ik koos voor het telefonische consult.
De dokter belde een uur later en nam de kwestie veel minder licht op dan zijn assistente. Er moest naar gekeken worden door een oogarts. Hij zou meteen een afspraak maken en me daarover terugbellen. Een kwartier later meldde hij zich. De volgende morgen al, kwart over negen, OLVG-West. In de bevestiging per email die hij stuurde las ik SPOEDAFSPRAAK. Hypochonder grijnsde dramatisch en mijn positieve ik schoot bang in een hoekje.

Ik wandelde door het park. De bomen zwiepten in een stormachtige wind. Vliegtuigen kliefden de wolken met veel geraas. Al die tijd zag ik alleen maar die spookachtige zwarte cirkel dansen voor mijn ogen. Het enige moment dat ik de Ring van Doem vergat was toen er twee puttertjes voor me op vlogen in het struikgewas. 'Ach, puttertjes!' verzuchtte ik hardop, voor even zorgeloos en gelukkig met mijn waarneming, die ongehinderd voorbij het draaiende spinnetje op mijn lens was gekomen.

Die nacht sliep ik beroerd. Ik droomde van feesten op hoge gebouwen, van tijdnood, gemiste afspraken en autoritten door weidse zandvlaktes. Mijn vriendin was in de stad, bleef logeren en was zo lief om me naar de polikliniek te vergezellen. Ik moest een chauffeur regelen, had de arts gezegd, want de druppels die ik zou krijgen om mijn pupil te verwijden, een soort chemische belladonna, zouden mijn blik troebel maken. 
Onuitgeslapen reed ik naar Nieuw-West. Het was goed weer, voor het eerst in dagen. De parkeerplaats van het OLVG was zanderig en opgebroken maar vriendelijke verkeersleiders wezen ons de weg.
Ook binnen was iedereen opvallend goedgehumeurd. De receptioniste noteerde mijn gegevens met vlijtig plezier en leek te genieten als alles klopte. Ze had mooi gelakte nagels.
En het ging snel! We zaten nog maar nauwelijks tussen de spatschermpjes van cellofaan of ik werd binnengeroepen voor een oogmeting. De technicus ('de échte oogarts komt u zo halen') maakte droogkomische grapjes en ik grapte terug.
Daarna was het de beurt aan de co-assistent, een knappe blonde jongen die ik zo voor me zag op het terras van Wildschut. Die zag zo te zien de apparatuur voor het eerst in het echt. Hij stelde op de tast de lampjes in, tuurde in mijn ogen en bekende dat hij niets bijzonders kon zien; maar hij ging 'overleggen' met de arts.
Die kwam na een kwartier, een lange, gewichtige veertiger met dure schoenen, gebleekte jeans en steil achterovergekamd Jort Kelder-haar. Hij nam een doceertoon aan en legde de werking van de apparatuur uit aan zijn discipel, pakte een afbeelding van het menselijk oog erbij en betrok mij in de lezing. De Ring van Weiss, heette het fantoom op mijn netvlies. Uit de tijd dat er nog ziektes naar je genoemd werden, zei hij enigszins spijtig. Ik grapte wat over Korsakov en Alzheimer, maar daar ging hij niet op in. Hij was aan het woord, niet ik. Me doctor, you patient. Hij kon verder geen kwaad, deze ring, en zou met een beetje geluk vanzelf verdwijnen - en anders zou ik er wel aan wennen, zei hij geruststellend. Het netvlies zag er verder gezond uit. Geen scheurtjes, geen gaatjes. Mochten er (maar die kans achtte hij uiterst klein) plotseling meer vlekjes verschijnen of opnieuw bliksemflitsen, dan moest ik meteen bellen naar een speciaal nummer voor spoedeisende gevallen. Ik kreeg een brochure voor ooglijders mee.

Mijn vriendin reed me terug naar huis. De wereld zag er troebel uit. Maar het leek alsof die Ring van Weiss al minder duidelijk afgetekend stond op mijn netvlies.


Geen opmerkingen: