vrijdag 22 april 2022

BAKKER

We moesten naar Hotel Bakker in Vorden. Daar was alles hetzelfde gebleven, zei iemand die uit die streek komt en het weten kan. Ik verwachtte een oubollig familiehotel met mottige Persjes op de tafels. Foto's van geweien aan de muur versterkten die indruk.

Maar meteen bij binnenkomst zagen we dat hier iets heel anders aan de hand was. Een cluster van zalen en zaaltjes, alle volgepropt met parafernalia van de jacht, opgezette vosjes, gravures, kruisbogen, zwaarden en héél veel hertenkopjes, grensde aan een groot gazon met in het midden een vijver. Aan de overkant daarvan, in een bijgebouw, was onze kamer, een appartement eigenlijk. Terrassen voor en achter en op het aangrenzende plein aan de overkant van de winkelstraat.
BAKKER, spelden lichtletters, rood, luid en duidelijk.
Alles ademde de sfeer van een instituut. Overal aten en dronken mensen, op hun paasbest gekleed. Er moest hier wel vijftig man personeel werken om zo'n behaaglijkheids- en gastvrijheidsfabriek draaiende te kunnen houden, was onze voorzichtige schatting. 

We hadden honger en aten als verlate lunch een tosti in de zon. Niet zo'n dor dingetje met smeltkaas, maar in de koekenpan gebakken sneden grof brood, druipend van roomboter, ampel belegd met uitstekende ham en pittige boerenkaas. Daarna was het tijd voor een kleine verkenningstocht door het dorp, het uur was nog te vroeg voor serieus eten en drinken. We dwaalden door parkachtige buitenwijken tot aan een verlaten stationnetje. De spoorlijn liep er nog. Het historische gebouw was voor sloop behoed, lazen we op een bord, er zou binnenkort een chocolaterie worden gevestigd.
Terug in de hoteltuin was de vijf in de klok. Er was geen ontkomen meer aan. Reebitterballen met truffelmayonaise gingen gelukkig per stuk, zodat we onze eetlust niet hoefden bederven, ieder drie, precies goed. Uitstekende sauvignon blanc erbij, de fles ging mee naar een van de eetzalen. Daar was het een enorm kabaal. Geen muziek, maar de schallende stemmen van een groot gezelschap dat een lange tafel naast ons had bezet. Ons piepkuiken, onze asperges en ham smaakten er niet minder om. Pannacotta toe voor mijn vriendin. Ik nam koffie met een Bakkertje, een kruidendrankje volgens familierecept, minder bitter dan berenburg en minder stroperig dan Jägermeister. En vooruit, nog maar één, het was tenslotte vakantie.

De paasvuren mochten weer dit jaar. We lieten de officiële feestfik in Borculo over aan de lokale jeugd en vonden een privévuurtje op het erf van een boerderij bij Ruurlo. We waren welkom, ik kreeg een sigaar van de boer, zijn schoondochter reikte ons een fles wijn aan. Een volle oranje maan bolde op aan de horizon, pal achter de walmende vlammen. Een magistraal gezicht.
Toen ik me die avond naar mijn vriendin toedraaide voor een nachtkus weken de twee delen van het lits-jumeaux  uiteen als de Rode Zee voor Mozes en voor ik het wist lag ik spartelend op de donzen grond, niet bij machte om zelf nog overeind te komen.  Mijn vriendin hielp me omhoog met tranen in de ogen van het lachen.

Omdat dit geen culinair blog is laat ik het feestelijke ontbijt van de volgende dag aan uw fantasie over. Ik ga voorbij aan het roerei met spek en de hardgekookte eieren, de gewone vleeswaren en de gezonde dingen die je in melk of yoghurt moet weken, en noem alleen: camembert, Italiaanse harde worst, oude pecorino, zalm, citroentaart, diverse paasbroden, croissants en pecanbroodjes. Een open fles bubbels met bijbehorende fluitjes zag ik te laat, misschien maar goed ook.

Museum MoRe in Ruurlo: een enigszins stuk gerestaureerd waterslot. Carel Willink moet ik wel bewonderen hoewel hij me ook beklemt. Ik kan niet lang naar die desolate droomlandschappen kijken zonder me onbehaaglijk te voelen. De wisselende expo was gewijd aan Pat Andrea. We liepen er snel doorheen. Tamelijk gedateerde en weinig aantrekkelijke cartooneske kunst als illustraties in luxe kunstzinnige bladen uit de vorige eeuw. Van het kasteel zelf liet zich niet veel zien. Een mooie tuin, dat wel. Een veerbootje over de slotgracht. Puttertjes in een boom. 
Bosloods 1873 heet de uitspanning op het landgoed van Kasteel Vorden. We gingen erheen voor een vederlichte lunch. Je kon er kaartjes kopen voor het kasteel. Geen rondleiding, maar een audiotour. Ik had eigenlijk geen zin maar besloot braaf mijn vriendin te volgen in de hoop dat die me later zou vergezellen naar de brouwerij in Rha waaraan ik goede herinneringen bewaarde. Investeren, noemt mijn broer dat.

Ik kreeg er geen spijt van. We kregen de sleutel mee en openden het hek van het slot, dat nog steeds bewoond wordt. We dwaalden door koele keldergewelven en statige zalen, vol eeuwenoud meubilair, barokke schilderijen, harnassen, Chinees en Delfts porselein, rijk krullend, middeleeuws houtsnijwerk, opgezette vogels en vossen, haardkleden van ijsbeer - een bizar ratjetoe, sfeervol en niet museaal; de kasteelheer was met een B&D-boor aan het klussen, uit onze mp3-speler hoorden we zijn ingeblikte stem, die over de rijke geschiedenis van het kasteel vertelde; hier werd zelfs (na 17.00 uur) nog echt geleefd, hoewel de afgesloten bovenverdiepingen wel moderne appartementen zullen bevatten en de dochter des huizes heus niet echt onder dat pompeuze baldakijn zal slapen waarnaast, op het nachtkastje, haar foto stond.
Het was verrassend, dit kasteelbezoek. Aandoenlijk, ook. En in de tuin, vlak voor we de slotgracht zouden oversteken, voegde ik een nieuwe vogelsoort aan mijn repertoire toe, een groenling.
'Wat kijkt dat vogeltje mooi ernstig,' zei ik terwijl ik door mijn kijker tuurde. Later las ik in mijn gids dat de groenling opvalt door zijn 'fronsende blik'. Het was duidelijk dat ik er wel komen zou, als vogelaar.

Op het landelijke terras van de Bronckhorst Brewing Company verzilverde ik mijn investering met Brok in de Keel en BBC Four. Mijn vriendin dronk een Slimme Rakker, 2.5 % maar toch vol van smaak. Een portie 'bourgondische' bitterballen erbij.

We zochten de rust op voor een avondmaal en vonden die in Baak. Het Wapen van Baak heeft een heerlijke stille tuin naast de kerktoren en ziet er vanbinnen uit als een bruine kroeg. De fletse, nostalgische muurschilderingen van oude bierreclames blijken, bij beter bekijken, in 1999 gesigneerd. Aan de muur hangt een spreuk: "Als dorst en dranck malkaar ontmoet, is 't bitter de oorsprong van het soet". Het eten was goed. Ze maken er 'zoveel mogelijk zelf' en dat kun je proeven.

Tussen de vierenvijftig hertenkopjes van het cafégedeelte van Bakker zitten we nog wat na en overzien de volle, zonovergoten dag. 'Welk kamernummer had u ook alweer?' vraagt de ober twee of drie keer.  Hij heeft een ouderwetse grijze snor. Hij schat ook dat er hier minstens vijftig man en vrouw werkt, mijn vriendin denkt inmiddels eerder aan honderd. Van lezen komt weer niet veel.

Bij het ontbijt is de gele taart vandaag vervangen door een rode. We rekenen af en proberen niet te schrikken.

We wandelen door het landgoed van het kasteel naar het "knopenlaantje", ons aangeraden door Dr. L. van Egeraat. We willen nog niet terug. Thuis wacht het achtuurjournaal, de praatprogramma's, de oorlog. We drinken koffie in Almen bij De Hoofdige Boer, waar we in december 2020 logeerden, net voor ook de hotels hun restaurants moesten sluiten. Toeren nog wat rond door de fraaie coulisselandschappen tot we in de bossen rond Gorssel komen en niet zonder spijt de A1 oprijden.


2 opmerkingen:

Vitalski zei

mooie sigaar

Duyfje zei

In februari 2020, vlak voor Corona ons land binnenviel, hebben wij een knoop gelegd in het "Knopenlaantje". Foto gemaakt om 'm ooit terug te kunnen vinden.
Ja inderdaad: lekker die bitterballen van Hotel Bakker!