dinsdag 20 maart 2018

De rode Bommel van Matena

We aten oesters in Hotel Buiten aan de Sloterplas, Karl en Renate, mijn vriendin en ik. Het was praktisch de vooravond van mijn verjaardag, en Karl had een fors pakket bij zich. 
'Ik weet niet of je het leuk vindt, anders mag je het gerust wegdoen,' zei hij, 'ik heb dit het afgelopen jaar in diverse boekwinkeltjes verzameld.' 
Ik pakte het uit en er kwam een hele verzameling Bommeliania tevoorschijn: de Bommel Glossy, de Bommel Reisgids, en andere dergelijke publicaties voor liefhebbers. Ik zei dat ik dat wel degelijk nog steeds leuk vond. We legden de boekjes terzijde, verdiepten ons in de menukaart en vroegen plagerig aan de piepjonge ober of er wel genoeg hagel in de fazant zat.

'Nog steeds leuk' is verre van adequaat uitgedrukt. De besmetting met het Toondervirus die ik in jonge jaren heb opgelopen gaat nooit over. Ik slaag er nog maar zelden in om een heel verhaal uit te lezen maar blijf gefascineerd door alles wat met Toonder te maken heeft. Ik ben lid van Facebookpagina´s en geniet van de plaatjes die daarop worden gezet, die me meer zeggen dan de verhalen tegenwoordig: ze zijn een wereld op zichzelf, ingekaderd als schilderijtjes, ze rakelen de oude magie op, door de suggestie die er nog steeds vanuit gaat, los van de toch wat pedante, soms stroeve of juist rammelende verhalen.
Die fascinatie leidde een aantal jaar geleden tot een grote teleurstelling. Ik las de briefwisseling tussen Toonder en Dick Matena en de eerste donderde van zijn voetstuk. Een charmante dwingeland, een geslepen regisseur die zijn medewerkers voor hem liet dansen en zelf met de eer ging strijken.
Goed, wijzer geworden - anonieme tekenaars zoals de geniale Piet Wijn maakten de potloodtekeningen van de Bommelstrip, Toonder inktte ze 'slechts' - pakte ik de draad weer op, las af en toe wat in de Bommelsaga en genoot van de plaatjes en de herinnering. Alles was in wezen in orde. Tot vorige week.

Bij het verjaardagspakket was een ballonstrip: Tom Poes en de Pas-kaart. In 2014 gemaakt door dezelfde Dick Matena. De ochtend na het etentje monsterde ik de toestand van de wereld en besloot dat het wijs was om me nog wat in bed terug te trekken. Een stripboekje kon ik nog wel aan, dacht ik.
Ik begon achterin. In een interview over de ontstaansgeschiedenis van de strip vertelt Matena (destijds zeventig) dat hij twee ballonstrips had gemaakt samen met Toonder, na diens pensioen. Toonder gaf de aanwijzingen, Matena tekende. Dit had de derde moeten worden, maar aan de samenwerking kwam een vroegtijdig einde. Toonder werd gek van zijn eigen onmacht - hij kon niet langer uitvlakken, voordoen en corrigeren - en Matena werd gek van Toonder: de vriendschap tussen beide stijfkoppen dreigde te bezwijken onder de samenwerking.
Toen het verhaal jaren later alsnog werd voltooid - of liever: opnieuw werd gemaakt - wilde Matena meer dan een Tom Poes-avontuur zoals die in de Donald Duck stonden, hij wilde een klassieke Bommel maken. 

Hier begint de ellende, denk ik. Want de in 2005 overleden Toonder had per testament beschikt dat 'zijn' Bommel uitsluitend nog in ballonstrips mocht voortleven; de beroemde tekststrip nam hij mee het graf in. Als resultaat van die restrictie heeft de 'enige wettige opvolger' van Toonder een ballonstrip gemaakt die bomvol staat met overladen tekstballonnetjes. Dat maakt een rommelige indruk. Maar misschien nog rommeliger zijn de tekeningen zelf: Matena heeft een eigen, snel ogende stijl en experimenteert nog steeds graag. Maar na lezing van het verhaal moest ik steeds, bijna dwangmatig, de tekeningen opnieuw bekijken: was dit nou 'snel', 'eigen stijl', of gewoon slordig? Die bomen, die niets van de romantische Toonderbomen hadden met hun gestileerde kronkels en knoesten, maar uit enkele penseelstreken of pennenveegjes bestonden... was dat opzet? En het feit dat Slot Bommelstein er op strook zes geheel anders uitziet dan op strook 16... opzettelijke vrijheid, of verstrooidheid, willekeur? Strookje 10 lijkt wel onaf en half-ingekleurd... En dan Bommel zelf! Die heeft een bij vlagen barse hondenkop, die een geheel nieuwe interpretatie laat zien van de vertrouwde heer zoals we hem uit de dagstrip kennen.

In de uitleiding staat een fax van Toonder afgedrukt. Daarin geeft hij kritiek op Matena's Bommel: die is veel te rood (hij moet teddybeer-gelig zijn), de oortjes zijn te groot, en het voorhoofd is te hoog waardoor hij een te intelligente indruk maakt (sic!); de oude reumatische hand levert er een tekening bij van hoe het wél moet. Een verrassend staaltje van trefzekerheid, dat de van zijn voetstuk getrokken Toonder weer een beetje op de sokkel hijst. 'Slechts inktte...' Dat bittere oordeel kan bij het grofvuil.
In Tom Poes en de Pas-kaart heeft Matena deze instructies van zijn voormalige leermeester aan zijn laars gelapt. Ik kwam er al terugbladerend maar niet uit: was dit opzet of onmacht? Stijl of zwakte? Laat hierover geen misverstand bestaan: Matena kan het als geen ander. Zie achterin het album het prachtige ontwerp voor de nooit voltooide eerste versie van het verhaal, helemaal in de beste Toonderstijl gedaan. Waarom is hij dan zo eigenzinnig aan de haal gegaan met zijn legaat?
De boeddhist in mij zegt dat Matena mag doen wat hij wil met Bommel... Toonders zegen heeft hij gekregen, en wie ben ik om de verandering tegen te willen houden? 
Maar iets anders in mij - iets dat zoekt naar houvast en bestendigheid - verzet zich hevig tegen deze chaos. Bommel was - met de dood van zijn bedenker - af. Dat was fijn overzichtelijk. Nu rommelt hij maar door in Rommeldam in zijn rode pels, en hoe ik dat in mijn wereldbeeld moet inpassen weet ik niet zo gauw.

En het aller-, allerergste heb ik voor het laatst bewaard: Bommel rookt geen pijp!


Naschrift: Ik las het verhaal in de albumversie uit 2015, waarin vier stroken per bladzijde staan afgedrukt. Waarschijnlijk draagt deze gecomprimeerde druk wel bij aan de rommelige indruk. De oorspronkelijke oblong-uitgave met één (grote) strook per bladzijde zal ongetwijfeld in Matena 's voordeel uitpakken.

Geen opmerkingen: