Het was goed weer voor vogels. Vlak bij het huis van mijn vriendin, verscholen in de Eilandspolder, liggen het Kerkemeertje en het Uilenbosje. Het eerste heeft een vogeluitkijkpost, het tweede weliswaar geen uilen, maar ik heb er ooit mijn eerste en enige beflijster gezien. Bovenal is het rondom dit laarzenpad erg stil; alleen het suizen van de wind, verder is er weinig te horen.
Om de vogels af te schrikken had ik mijn kijker meegenomen. Afgezien van een Grote Canadese Gans zagen we dan ook weinig. Toen we het zompige rondje door riet en struikgewas hadden gelopen vloog er een flinke zwerm vogeltjes op die zo snel bewogen dat ik ze niet scherp in beeld kon krijgen. Tegen de grijze lucht was er geen kleur te onderscheiden. Later determineerde ik ze op grond van hun dansende manier van vliegen en het geluid als overtrekkende kepen. Maar zonder ondersteunend bewijs van mijn ogen vond ik de waarneming toch niet helemaal bevredigend.
Dinsdagavond, ik wilde een productieve dag afsluiten met een hoofdstuk Ierse nachten, voelde ik bij het uitkleden opeens een onderhuids knobbeltje van een kleine centimeter op mijn rechterbovenbeen, net boven de knie. Googelen leverde een aantal scenario's op, van rooskleurig tot zwart. Ik besloot meteen de volgende dag de dokter te bellen en me verder niet te veel zorgen te maken. Maar ik sliep slecht en was de volgende dag onuitgerust.
In het park zag ik alles als door een floers. Ik was er wel, maar was er ook niet. De scenario's (de zwarte, niet de rooskleurige) domineerden mijn denken en ik leefde in een gevreesde toekomst in plaats van in het moment.
Daar kwam R. aangereden op zijn scootmobiel. R. is een alerte, goedlachse, langharige vijftiger die elke dag zijn ronde maakt, uitgerust met een sigaartje, een joint en een flesje tripel. Hij weet veel, van van alles, en de andere lanterfanters van het park respecteren hem als een autoriteit op vrijwel ieder gebied. Volgens M. heeft hij uitgezaaide longkanker maar laat hij zich niet behandelen: hij ziet wel hoe het loopt, ooit zullen ze hem dood op straat vinden, tot dan toe maakt hij er het beste van.
R. wees naar het lege ooievaarsnest en vroeg of ik ze al gezien had. Ja, zei ik begrijpend, gisteren zat er een op het wiel. R. knikte en doceerde met zijn rauwe accent over het veranderende migratiegedrag van de vogels, opperde zijn vermoeden dat het jonge voorbijgangers waren geweest, niet de vaste bewoners van het park.
Vlak voor hij verder reed vroeg hij: 'Ga je nog naar de roerdomp?'
Daar schrok ik een beetje van. De Roerdomp is de naam van de kleuterschool waar ik mijn levenslange vriend Robert leerde kennen en naar verluid met Henk Poort in de zandbak heb gespeeld. Maar de weg terug daarnaartoe is er niet - Hier wird kein zweites Mal gelebt!
De verbazing moet op mijn gezicht te lezen zijn geweest want R. remde en nam de tijd voor uitleg. Er was in het park een roerdomp neergestreken, het was op het nieuws geweest. Vogelaars uit de wijde omtrek kwamen kijken, want de "rietreiger" is een zeldzame en vooral heimelijke vogel: ze zijn zo goed in camouflage dat de kans er een te zien klein is. En wat dit exemplaar hier in de stad deed was een raadsel waarover zelfs de stadsecoloog zich had gebogen.
Ik bedankte R. voor zijn tip en liep naar het achterafpaadje aan het water dat hij me gewezen had. Inderdaad zag ik daar een samenscholing mensen m/v, gekleed in dekkende kleuren en uitgerust met camera's en kijkers.
En al snel zag ik, niet in de kenmerkende paalhouding, maar voorovergebogen over de sloot speurend naar vis, de roerdomp. Niet mijn eerste, heel lang geleden had ik er een in het voorbijgaan langs een vaart zien staan, in het riet, met de nek stijf gestrekt zoals het hoort. Zo rustig bekeken viel het me op hoe groot en lomp het dier was, op zijn dikke groene poten. Tegen de vogelaars naast me veinsde ik verbazing: 'Hé, maar... is dat... een roerdomp?' Ik kreeg een kijker in handen en we maakten een praatje. Ik bleef nog wat staan turen, groette, en ging verder.
Na een tijdje daagde het besef, dat ik al een kwartier niet aan de knobbel had gedacht.
Illustratie: Henri Verstijnen (1882-1940)


Geen opmerkingen:
Een reactie posten