Mijn dochter stuurde een filmpje uit Thailand. Een pienter ogende vogel hipt op de rand van haar veranda. Buiten beeld hoor ik haar zeggen tegen haar reisgezel: 'Mijn vader kan het wel opzoeken.'
Inderdaad had ik hem gauw gevonden. De treurspreeuw, acridotheres tristis, een uit India afkomstige invasieve exoot die stormenderhand Zuid-Oost Azië heeft veroverd en ook in Nederland al gezien is.
In het Vondelpark zat hij niet op deze dag van rustig herfstweer. Wel fladderden handenvol van onze eigen ingeburgerde halsbandparkieten krijsend op, samen met kraaien en duiven. Op het bankje naast me was een nieuwkomer gaan zitten, een man met een vracht grijs haar en een woeste baard, die me doet denken aan het type sjofele wijsgeer dat we in de Bommelsage tegenkomen: Ibele Zweder, goeroe van de leer van het platmaken, of de antiloog Krumknikker Kop. Hij zit daar lange tijd, net zo lang als ik, voert zwijgend de vogels en staat soms plotseling op om naar de lucht te turen. Dat deed hij nu ook. Half en half verwachtte ik een vraag en ik had mijn antwoord klaar. Ja, mogelijk was er een roofvogel in buurt, of misschien was het de herfst die de vogels zo onrustig maakte. Maar de wijsgeer is gelukkig net zo eenzelvig als ik. Ik kon me ongestoord verdiepen in de ijsvogel die op een afgezaagde tak bij het water was neergestreken, een zwart silhouet dat alleen als hij opvloog om naar vis te duiken oplichtte in dat onmiskenbare fluorescerende blauw.
*
In een nostalgische opwelling bestelde ik antiquarisch Een mooie handel, Bommel in opdracht - een reeds lang niet meer leverbare uitgave uit 2012 van de Bezige Bij. Ik ken alle gewone verhalen van Tom Poes en heer Ollie en verwachtte dat ik aan deze curieuze toegift bij de reeks wel wat plezier zou beleven. De hele week lag het mooi uitgegeven oblong boek op de leuning van mijn leesstoel. Tussen serieuzere lectuur door las ik het van kaft tot kaft. Het werd een lauw plezier, meer een edelverveling dan iets anders. De in opdracht van farmacie, babyvoeding of verzekering gemaakte verhaaltjes, meestal zonder directie betrokkenheid van Toonder zelf, zijn niet meer dan aardig en soms dat niet eens. Er valt vooral aan de tekeningen veel te genieten. Die zijn grofweg van drie bekende Tom Poes-tekenaars: Dick Matena, Fred Julsing en Wil Raymakers.
Matena, de jeugdige medewerker, late vriend en uiteindelijk erfgenaam van Toonder durft het meest. Dat levert soms rake, zelfs geniale plaatjes op maar vaak ook drukke taferelen, gekenmerkt door een zekere horror vacui. Zijn Bommel vind ik te boos, te bipolair en te plat. Dat lage voorhoofd en die dichte zwarte wenkbrauwen passen meer bij schurk Bul Super dan bij de gevoelige en onzekere parvenu Olivier B. Bommel.
De Julsing-prenten zijn precies zoals in de verhalen uit de jaren zestig, voordat Piet Wijn het stokje van 'potloodschetser' van hem overnam: vlot, iets te karikaturaal maar prettig vertrouwd.
Raymakers (bekend van de strip Boes) tekende nooit de reguliere dagstrip maar deed wel tussen 2001 en 2004 dit soort speciaaltjes, met Patty Klein als scenariste. Hij blijft Toonder heel trouw, in geest en stijl, met mooie open plaatjes. Elk verhaaltje eindigt met het traditionele heffen van het glas aan de Bommelsteinse dis.
Piet Wijn, mijn favoriete Bommel-tekenaar, de bescheiden ambachtsman die tussen 1971 en het laatste verhaal uit 1984 vooral uitmuntte in sfeervolle entourages en psychologisch even subtiele als scherpe portretten, ontbreekt. De populaire Duck-strip Douwe Dabbert kostte hem waarschijnlijk al zijn tijd en energie, sinds hij in 1988 was getroffen door een beroerte en noodgedwongen met links moest leren tekenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten