vrijdag 9 juni 2023

KUIKEN


We liepen van de parkeerplaats naar huis. Het was nog volop licht. Op de stoep van het Jacob Obrechtplein, tegenover het Fons Vitae Lyceum, zat een kauwtje. Een uit het nest gevallen kuiken, vliegen kon hij nog net niet. Hij zat daar midden op straat. Af en toe deed hij een paar stappen, pikte om zich heen. Regelmatig liet hij met al zijn kracht een hees geroep horen. Vanuit een boom verderop werd dat beantwoord. Het roepen in de boom werd plotseling oorverdovend. We zagen hoe mams (want die moest het wel zijn) met fladderende veren zat te krijsen naar een kat die op een buitentrap liep. De kat probeerde zich, verbijsterd door zoveel kabaal, klein te maken en ruggelings in de stenen traptreden te verdwijnen. 'Kom,' zei ik tegen mijn vriendin, 'dat zit wel goed. Met zo'n felle als moeder gaat het beestje het wel redden.'

De volgende dag week ik toch even van mijn gewone route af om te kijken. Het kuiken zat nog steeds midden op de stoep, in de volle zon. Hij had de nacht overleefd, maar hoe lang zou hij het volhouden, in de stoffige drukte van de straat? Ik maakte een foto en appte die aan mijn dochter. Die heeft in een vogelopvang gewerkt. Oef, die is nog erg jong, antwoordde ze. Als hij niet wegsprong als ik dichtbij kwam (en dat deed hij niet) was hij uitgeput of ondervoed. Ik kon hem het beste op een rustige plek in de schaduw van een boom zetten, in de buurt van de moeder. Ik nam het vogeltje op. Ik was verrast, ik snap nu de uitdrukking vederlicht. Het stomme beest begon meteen vanuit de schaduw van de boom weg te lopen naar de auto's, naar de hete en stoffige weg. Nogmaals nam ik het kuiken op. Het pikte flauwtjes in mijn hand. Ik nam het mee naar de overkant en tilde het over het hek heen, in het gras van een door bomen omgeven plantsoentje. Ik zag de moeder overvliegen en ging iets geruster naar huis. 

Na een uurtje muziekmaken dacht ik: moet ik toch niet de dierenambulance bellen? Of is dat overdreven? Amsterdam stikt van de kauwen en kraaien en niet elk jong zou het overleven, dat was de natuur, nietwaar? Ik schoot in mijn slippers en liep nogmaals de zomermiddag in. De moederkauw zat nu in een vensterbank. Tegenover haar op een tak zat het jong. Ze vloog ernaartoe en stopte het wat voer in de snavel. Ik knikte tevreden. 
Maar iets was er niet in orde. Dat beestje kon toch nooit vliegend de Obrechtstraat zijn overgestoken? Ik liep naar het plantsoentje. Eerst leek dat leeg maar toen zag ik aan de rand, in de schaduw van de heg, het kuiken liggen, op zijn zij, snavel wijd open. De eerste vlieg kwam al poolshoogte nemen. 
Ik dacht aan dat vederlichte diertje in mijn hand, en hoe graag het had willen leven. Ik hield mezelf voor dat het maar hagedisjes met veren waren, die vogels. Maar ik was toch aangedaan. 


Geen opmerkingen: