dinsdag 22 februari 2022

Voorheen Rookzangers Notitieblog (32)

Het hek van het park was dicht. De eerste regenbui van de dag (laat ik hem Aart noemen) begon te vallen. De druppels prikten, er zat ijs in verstopt. Ik trok mijn hoed wat strakker aan hoewel er voor afwaaien voor het eerst in dagen geen gevaar was. Ik besloot het park in de lengte langs te lopen, door de lanen met laat negentiende-eeuwse villa's, toen de statige woonhuizen van de gegoede burgerij, nu bijna allemaal kantoren, en dan bij de Amstelveense weg mijn oude postroute weer eens op te zoeken, in de voetsporen van de decemberbode die ik zeven jaar geleden was, met misschien even een omweggetje door de Willaertstraat, waar mijn broer ooit gewoond heeft.
Ik herinnerde me dat we op een zomeravond operaplaten draaiden op zijn studentenkamer (klimrozen schoten weelderig op tegen de gevel en omzoomden het raam) en luidkeels meezongen met Mario Lanza, Mario del Monaco en Jussie Björling; we aten rijst met spek, tomaten, kaas en spinazie en toen de drank op was haalden we nog een overmoedige hele krat bier bij de snackbar naast het voormalige  Haarlemmermeerstation, die we lacherig naar zijn kot toe zeulden.
Ook de volgende ingang was dicht. Ik keek door de tralies het park in. Het lag er stil bij. Hier en daar werd gezaagd en gehakseld. De ravage van afgewaaide takken en ontwortelde stronken werd opgeruimd. De drie stormen hadden flink huisgehouden maar het leek erop dat ze waren uitgeraasd. Al wandelend stelde ik vast dat het ook in mij weer rustig was. Nervositeit had plaatsgemaakt voor een kinderlijke, dromerige behaaglijkheid. De donkere, natte lucht was niet langer deprimerend of bedreigend. Het lege park deed me aan het begin van de pandemie denken. Vreemd dat ik zelfs daar nu met weemoed aan terugdacht. Toen heerste er vooral onzekerheid en angst. Maar bij nader inzien was die stilte op straat ook fijn. En het gevoel niks te hoeven, omdat er niks kon.
In de Saxen-Weimarlaan begon een merel te zingen. De eerste van het jaar. Aart was opgevolgd door zijn jongere broertje Abel, die een mildere hand van sprenkelen had. Niet lang meer, dacht ik, en het wordt lente.


Geen opmerkingen: