vrijdag 7 augustus 2020

JINGETJE

We zitten op het terras van de Geitenboerderij in het Amsterdamse Bos. Ze bewondert de tunnels van mijn dochters, haalt ze uit hun opgerekte oorlellen, duwt ze zachtjes terug op hun plaats. Zoiets heeft ze nog nooit gezien. Ik wil ook een duit in het zakje doen en laat haar mijn oorringetje zien.

'Hé, jij hebt een jingetje,' zegt ze met grote ogen. Ze kan de r nog niet zeggen, oefent met verschillende vervangende klanken.

'Ja, en hij is helemaal van goud. Kijk maar, hij glimt in de zon.' 

'Maar waarom heb jij een jingetje, je bent toch geen meisje?'

'Ook piraten en zeerovers dragen ringetjes. En zangers, soms.'

'Wat is een zanger?'

'Iemand die zingt, zoals opa, of je moeder.' Ik zet even een operastem op, op bescheiden volume om de andere families niet te storen. 'En... misschien ben ik wel een meisje.'

'NEEE, g'apje!' Een harde lach, beetje verward, beetje uitdagend, een beetje bezwerend - wat onrijmbaar is met haar wereldbeeld moet weggelachen worden, zo gaat het als je vier jaar bent, en eigenlijk blijft het daarna ook gewoon zo. 'Nee opa,' zegt ze stellig, 'jij bent géén meisje.' Een pauze, terwijl ze bedachtzaam van haar ijsje likt. Dan: 'Maar waarom heb jij dan een jingetje?'


Geen opmerkingen: