dinsdag 4 augustus 2020

Farmhouse Fest

'Hippies!' - 'Een padvinderskamp.' - 'Alternatief hoor.' - 'Wat krijgen we nou? Vikingen.' - 'Kijk mama, mensen uit de middeleeuwen!'
Zo maar wat reacties van voorbijfietsende dagjesmensen. Soms geamuseerd, soms afkeurend. Een enkele keer draaiden ze hun hoofd zo ver naar ons toe om te zien wat zich daarbeneden in dat weitje rond de appelboomgaard afspeelde, dat ze het gevaar liepen om op een naderende tractor of melkwagen te botsen.
Wat zich daar afspeelde, drie, vier dagen lang, deed mij nog het meest denken aan mijn dagen als - inderdaad - hippie. Toen we met alle langharige blowers rond een vuur zaten te kletsen, giechelen en zingen bij onze Hut op het Vogeleiland. Ver van de gewone burgermanswereld, in een wereld die we zelf improviseerden op een braakliggend stuk land in Tuinstad Slotermeer. 
Geblowd werd er nu niet, de ijskast in de bijkeuken was volgestouwd met blikken bier (dat uit koeienhorens werd gedronken) en de dozen met gember-, kastanje- en dennenmede bleken amper toereikend. Gepraat, gelachen en gezongen werd er wel, en zelfs gedanst: een rondedans op de soundtrack van een 'Hardcore Medieval Party Mixxx' die via Bluetooth over het terrein klonk. 
En gegeten! Frank, net terug van een foto-opdracht in Stonehenge (geen grap!) bereidde op bewonderenswaardige wijze een monsterlijk grote zalm, gewikkeld in bladeren: de ene helft in een met plaggen toegedekte kuil waarboven een vuur van rokende houtblokken brandde, de andere vastgespijkerd aan een plank die naast het vuur stond. Hij had er ervaring mee en we hebben zelden of nooit een malsere, sappigere zalm gegeten. Verder waren er knoflookbrood met vele toespijzen, zelfgemaakte wedges, gepofte zoete aardappelen en pizza's. Het ontbijt bestond uit eigengemaakt zuurdesembrood, fruit en gebakken eieren.
Als oude man werd ik niet alleen gedoogd, maar ik mocht ook gewoon meedoen. Met een archaïsch Scandinavisch behendigheidsspel getiteld Kubb bijvoorbeeld, waarbij je met stokken paaltjes moest omgooien volgens ingewikkelde regels. En als ik soms rustig wilde zitten lezen dan was dat vanzelfsprekend, want mijn jonge vrienden deden dat ook. 
Een haas huppelde het veld op en sloeg ons verbaasd maar rustig gade voor hij via de tenten in het weiland van de buren verdween. De zwaluwen en de vleermuizen vlogen af en aan, ganzen gakten en snaterden, het weer was ons goed gezind - alleen op de dag van vertrek brak er een onweer los, gelukkig nadát de tenten waren ingepakt. Thor aan het werk, net voor de Godenschemering.
'En was het niet vermoeiend, waren vier dagen niet wat te veel?', wilde mijn broer vanuit Zeeland weten.
Ja en nee, antwoordde ik. Ik geef toe dat ik, toen we de laatste avond op de verlaten provinciale weg naar de maan stonden te staren, die op een haartje na vol was, dat ik toen - ik aarzel het te bekennen - twee manen zag, die alleen teruggebracht konden worden tot één enkele, als ik een van mijn ogen sloot. Dat was de vermoeidheid, zullen we maar zeggen.
Maar ik zou het meteen overdoen, dit kleine zusje van het geannuleerde Castlefest, als dat kon: geen zorgen - even geen Coronapraat, geen mondkapjes, geen Tozo, geen Amsterdam, geen wereldnieuws. 
Escapisme, zo u wilt, maar wat was het fijn.



Geen opmerkingen: