vrijdag 19 juni 2020

STAMINEE

Het was een klein, dun maar stevig boekje; op het vergeelde schutblad een illustratie in duotoon zoals bij oude Suske en Wiske-albums. Café in Antwerpen heette het. Auteur: Johan Winkler. Ik sloeg het open en las: 'En toch denkt Jan Willem van den Berg aan zijn wegstervend leven...' Dat is wat je in de letterkunde in medias res noemt, met de deur in huis vallen. Er gaat iets aan vooraf, dat is duidelijk te zien aan dat 'en toch', maar dat wordt verzwegen. We vallen zijn leven binnen, dat van Jan Willem, en gaan hem een tijdje volgen. 'De laatste rozen geuren in den avond' is de tweede zin. Vooruit, ik was verkocht, ook in mijn straat geurden de rijpe rozen. Ik nam het boekje mee naar het park.

Op een bankje begon ik te lezen. Ik was niet van plan daar echt serieus werk van te maken, maar het verhaal boeide me. Misschien ook door de simpele verteltrant met veel vaste formules en retorische herhalingen las het vlot weg. Ondertussen had ik met enige moeite de auteur getraceerd. Niet te verwarren met een naamgenoot die een vermaard dialectoloog was. Mijn Johan Winkler (1898-1986) was een politiek geëngageerd journalist - Arbeiderspers, Vrij Nederland, SDAP. Dit boekje was een van zijn zeldzame uitstapjes naar verhalend proza.
Terug naar Jan Willem van den Berg. Die leidt een keurig, uiterst regelmatig leven. Werkt hard op kantoor, keert elke dag op hetzelfde uur per spoor terug naar zijn villa in een forenzendorp. Alles volgens vaste, veilige patronen. Maar dan, uit het niets, komt er een herinnering in hem boven aan een smoezelig café in de Antwerpse havenbuurt. Hij kan die herinnering niet thuisbrengen. Het café wordt een manie, hij moet en zal weten waarom het in zijn hoofd opdook. In een impuls pakt hij, na een paar matineuze borrels, de trein naar Antwerpen. Onderweg ontmoet hij een dikke, goedlachse man. Deze man, in wie de lezer vrij gemakkelijk een diabolische leidsman herkent (voor de zekerheid legt Winkler het ook maar even uit: de dikke man is de duivel in vermomming) neemt Jan Willem op sleeptouw. Naar de haven, om in een echt Antwerps estaminetje een pint te drinken. En wat blijkt? Het cafeetje is dat uit zijn herinnering. Er komt een vrouw naar hem toe, een dame van lichte zeden, die hem als oude bekende begroet. Ze blijkt de dikke man opdracht te hebben gegeven Jan Willem naar Antwerpen terug te halen.
De zaken lopen uit de hand daar in de Antwerpse havenbuurt. Het proza wordt hallucinant. Die brave Jan Willem gaat helemaal los en stevent in nachtmerrieachtige taferelen op zijn verlossing óf ondergang af. Ik moet denken aan Steppenwolf van Hermann Hesse. Maar dat is een kloeke roman. Nog een paar bladzijden te gaan, zie ik. Ik zit nog steeds op hetzelfde bankje, de zon is warm. Hoe gaat Winkler dit voor elkaar krijgen? Hoe kan dit suggestieve, symbolische verhaal tot een bevredigend einde komen? Als Winkler een vent is laat hij ons gissen naar de afloop. Als hij daar de literaire guts niet voor heeft zal het ofwel op een sprong uit het raam uitdraaien, ofwel op het ontwaken uit een boze droom.
Laatste bladzij. 'Dan valt hij... Gesprongen? Gestooten? Hij valt... hij duizelt... eindeloos, eindeloos duurt zijn val... Tot een slag dien val breekt...'
Voorlaatste optie dus.
Maar nee! Er volgt nog een miniatuur hoofdstukje. Ik citeer in zijn geheel:

XI

En is dit dan waarlijk het einde van Jan Willem van den Berg?
Of ontwaakt hij thans uit zijn droom... dien nacht na zijn gesprek, dien nacht na de Boers explicatie, dien nacht na zijn peinzenden gang naar huis, door de laan waarlangs de laatste rozen geurden?
Zéér is het voor Jan Willem van de Berg te hopen, dat...
Maar och, wat doet het er ook toe!

Zwaar teleurgesteld, verbaasd en ook een beetje boos sloeg ik het boekje, dat me een aangenaam uurtje had bezorgd, dicht. Ik vind dat de schrijver een verantwoordelijkheid heeft tegenover zijn lezer; hij neemt hem bij de hand en levert hem na een gemeenschappelijk avontuur ergens af - heelhuids of gehavend, dat doet er niet toe. Winkler heeft me in die slotzin in de steek gelaten; hij heeft zichzelf en zijn lezer niet serieus genomen.
Vergeten boekjes zijn zelden zonder reden vergeten.


Geen opmerkingen: