vrijdag 17 april 2020

ZEUS

Hij komt kalm aanfietsen, stapt af, en posteert zich midden op het veldje aan het water waarachter de ooievaars nestelen. Hij heeft lang wit haar dat achterover golft en een indrukwekkende witte baard. Zijn gezicht is diep gebruind. Hij draagt ruimvallende, fleurige kleren die aan geen enkele mode te koppelen zijn. Een brede borstkas welft zich onder zijn openstaande blouse.
'Kijk, daar heb je Zeus,' denk ik. 'Die komt even orde op zaken stellen - en het werd tijd ook.'
Een hond loopt blaffend op een paar ganzen af. Zeus verheft zijn stem, een stem die klinkt alsof in die gewelfde borstkas een megafoon verstopt zit. 'AAN DE LIJN! HONDEN MOETEN AAN DE LIJN! DIE HOND JAAGT DE GANZEN WEG!!!'
De hond blaft betrapt, en er komen een paar soortgenoten aangerend, die ook beginnen te blaffen. De man begint terug te blaffen. 'WAF, WAF! Dat is alles wat jullie kunnen! Honden, honden! Aan de lijn met die honden!'
De baasjes, inmiddels ter plekke, staan er lacherig bij. 'Dit park is ontworpen voor honden,' zegt er een met beschaafd stemmetje.
Dat lijkt me historisch gezien een verkeerde voorstelling van zaken, ik heb altijd begrepen dat het Vondelpark ooit een rijtuigenpark was voor de betere standen.
'VOOR DE HONDEN???' brult Zeus verontwaardigd. 'En de mensen dan? Dit park is voor mensen. MENSEN!'
Het hondenkoor blaft nog wat nog harder. 'Honden?' herhaalt Zeus met nadruk. 'Waar blijven de mensen dan? MENSEN!'
Hij roept een aantal keer wafwaf en steekt zijn hoofd dreigend uit naar de beesten. Die deinzen terug. Maar als de eigenaars geen aanstalten maken om hun huisdieren aan te lijnen of terug te roepen, haalt hij een houten staaf uit een koker. Hij slaat er verend mee in zijn handpalm. Dreigend. Een man op een bankje verderop die net als ik geamuseerd naar het schouwspel heeft zitten kijken, staat op en loopt weg. Ook ik voel me een beetje gealarmeerd. Er patrouilleert de hele dag politie door het park om onze anderhalve meter te waarborgen. Waar is die te vinden, nu deze gek een wapenstok gaat inzetten? Dit loopt uit de hand.

Maar Zeus brengt de stok naar zijn mond en begint een zoet wijsje te fluiten. Hij houdt zijn instrument vast zoals fluitspelers op kindertekeningen doen: met alle vingers aan dezelfde kant, in plaats van om en om. Het is een soort indianenmelodietje, hees maar zuiver, verfraaid met trillers.
Het hondenpeloton is inmiddels verdwenen, maar deze plek ligt op de uitlaatroute en is nooit lang stil, er komt een nieuwe wandelaar aan met haar huisdier. Zeus neemt de fluit uit zijn mond en buldert: 'Eenzame hond! Jullie kunnen alleen maar pissen, kakken en blaffen. En waar zijn de mensen? Dit is een hondenparadijs! Eenzame hond! Hoor je? Een hondenparadijs!' Hij spreidt zijn armen en zingt met rauwe bas: 'HONDENPARADIJS! LUST JE NOG IJS?' Hij rondt zijn korte aria af met een laatste triller op zijn bamboefluit.
Dan heeft hij er opeens genoeg van. Hij stapt op zijn fiets en rijdt weg. Zijn sneeuwwitte haartooi wappert achter hem aan. Als hij langs me rijdt knikt hij me heel beleefd toe, met een schichtige blik. Ik zie dat hij een mopsneusje heeft.


Geen opmerkingen: