dinsdag 28 april 2020

TUINCENTRUM

Mijn vriendin stelde voor naar een tuincentrum te gaan. Ze had wat fleurige plantjes en geurende kruiden nodig. Best, zei ik, waarom niet. Maar ik had me weleens beter gevoeld. De dag ervoor had ik met mijn zoon een liedje opgenomen. Het was de eerste activiteit buitenshuis sinds de liberale lockdown begon en ik was er moe van. Moe van de kick die het me gaf, om weer te werken met anderen, om weer echt muziek te maken. Kick is kater achteraf. Bovendien had ik lichte verhoging en een subtiel ontstoken bijholte aan de rechterkant, niet bepaald alarmerend, maar in deze tijd is elk symptoompje van lichamelijk ongemak een mogelijk signaal van iets ergers, zeker als je geneigd bent tot hypochondrie - en welke man is dat niet? Mijn zus schreef laatst in haar blog over haar ex, die terminaal op bed ging liggen bij elk hoestje of streepje te veel op de thermometer. Zelf heb ik ooit eens een heel ernstige ziekte doorleefd toen ik negenendertig graden koorts bleef hebben, dag na dag. Het was tijdens een meivakantie in Callandsoog. Geestelijk was ik er beroerd aan toe, maar mijn vrouw verwonderde zich over mijn koel aanvoelende voorhoofd en besloot de proef op de som te nemen. Ook zij bleek 39 te scoren. We gooiden de kapotte thermometer weg en gingen vrolijk verder met ons strandvertier.
We vonden het tuincentrum aan de zonnige rand van Purmerend en vulden een laatste gaatje in de parkeerplaats. Een jongen zat winkelwagens te desinfecteren. Ik wilde achter mijn vriendin aan lopen, maar hij riep me aan. Ieder een eigen karretje. Ik gehoorzaamde braaf en, vastbesloten het ding alleen te gebruiken als buffer tussen mij en de gevaarlijke anderen, sjokte ik de kassen in.
Al gauw dwaalden we tussen de geurige overdaad aan fris uitziende heesters, planten en bloemen. Ergens bij de pelargoniums moet het gebeurd zijn. In een impuls laadde ik wat balkonplantjes in mijn wagentje, een fuchsia, een wuivende, lichtgroene varen, een paar potjes 'Million Bells', heel aandoenlijke minipetunia's met gele klokjes. Buitengekomen stelde ik verwonderd vast, dat de vermoeidheid weg was. En die holtes? Ach, beetje hooikoorts, anders niet.
Thuis legde ik een Westmalle in het vriesvak. Mijn vriendin ging wat in de tuin werken. Terwijl ik wachtte tot mijn tripel koud zou zijn las ik haar de vrolijke circusgedichten voor van Don Vitalski, die de vorige dag per post waren aangekomen. De zon scheen hartverwarmend en de vogeltjes tjilpten als in een lied van Robert Schumann. Het was bijna mei.


Geen opmerkingen: