In alle vroegte werd ik gebeld door een stotterende jonge stem die me mijn boekhouding uit handen wilde nemen. Het opstartende bureautje dat hij vertegenwoordigde hielp beginnende ondernemers met hun administratie, voor een bedrag dat zeker niet boven de vijftig euro per maand uit zou komen. Ik zei dat ik mijn eigen nota’s wel kon schrijven en dat ik een goede belastingconsulent had, en wenste hem oprecht succes. Twee scharrelaars onder elkaar.
Het voorval bracht me een gesprek van zondag in herinnering. Met Karl en Renate bezocht ik de Malevitsj-tentoonstelling in het Stedelijk. Het weer was lauw, het licht was flets, Karl en ik waren beiden aangetast door een dreigend griepje. Misschien dat daardoor de collectie weinig enthousiasme in ons losgemaakt had: toen we ons in het museumrestaurant hadden gezet brak er geen vlammende discussie uit over het suprematisme van de Russische schilder maar praatten we over de kinderen, over werk en welbevinden. Mijn vrienden wilden weten hoe ik het redde als zzp’er in deze ondanks het geforceerde optimisme van de laatste maand nog steeds barre tijden. Ik hapte voorzichtig in een gloeiend heet kroketje met rucola, kaas en wilde bospaddenstoelen en zei, dat ik vele potjes op het vuur had, die samen een maaltje gaar kookten. Of nee, ik gebruikte een andere metafoor: de vele kleine geldbronnen die ik had vormden samen een plas waarin ik net kon drijven, soms zelfs een paar zwemslagen kon doen.
‘Die p in zzp’er staat eigenlijk voor perspectief,’ zei Karl invoelend. Zelf heeft hij een baan met pensioen in het vooruitzicht, hoewel dat weer genoeg andere nadelen heeft. Samen zouden we eigenlijk één tevreden mens vormen.
‘Het is waar, ik leef van de hand in de tand en probeer niet al te veel vooruit te kijken,’ zei ik.
‘Eigenlijk ben je een sjacheraar,’ zei Karl.
Dat trof me onaangenaam. Het klonk naar louche handel, naar kleine zwendel. Ik was toch al niet zo blakend van zelfvertrouwen in dit slappe begin van het jaar en het woord bevestigde de lage dunk die ik soms heb van mijn artiestenbestaan, als ik me vergelijk met vrienden die maatschappelijk hun zaakjes goed voor elkaar hebben. Bovendien zou ik dan eerder voor ‘scharrelaar’ kiezen, dat had tenminste nog iets sympathieks, dat rook naar jagen, vissen en verzamelen, de oorspronkelijke bezigheden van de mens.
‘Dat klinkt wel erg negatief. Heb je niet een beter woord?’ vroeg ik.
Karl, nooit om een bon mot verlegen, dacht heel even na en zei toegeeflijk: ‘Een micro-economisch multitalent.’
‘Daar kan ik mee leven,’ lachte ik.
De rekening kwam en ik trok zwierig mijn portemonnee, maar daar wilden mijn vrienden niets van weten.
(Illustratie: Jan ter Gouw, 'De volksvermaken', 1781)
4 opmerkingen:
Als ik je onaangenaam trof met mijn term "sjacheraar", dan spijt me dat. Overigens vind ik "scharrelaar" nauwelijks beter klinken. Is een scharrelaar niet een half-mislukte sjacheraar?
Ach, beide zijn natuurlijk niet echt vleiend, maar 'scharrelaar' heeft in ieder geval geen malafide, of zelfs klein-criminele associaties. Nee, we houden het op 'micro-economisch multitalent', een pracht van een eufemisme.
En overigens wil ik mezelf niet te kort doen hoor. Ik ben gewoon een respectabel broodschrijver en muzikant: in die branche is het eerder regel dan uitzondering om je inkomen bij elkaar te sprokkelen uit verschillende, op zichzelf niet toereikende klussen, tenzij je een vaste lesbaan of orkestplaats hebt bijv. 'Sprokkelaar', is dat niet iets?
Sprokkelaar is beter.
Een reactie posten