dinsdag 14 januari 2014

GOEROE

Mijn vader wilde weten hoe ik dat dan precies deed, mediteren. En was dat niet gewoon een beetje peinzen? In dat geval mediteerde hij ook, iedere avond in bed.
‘Nou,’ begon ik.
Ik aarzelde. Waar die aarzeling vandaan kwam weet ik niet, want meestal heb ik mijn praatje wel klaar. Misschien was het de scepsis die ik verwachtte, misschien de vaagheid in mijn hoofd: alle scherpe contrasten in mijn denken werden tot aquareltinten verdoezeld door een griepje dat maar niet wilde doorzetten.
Ik besloot tot een inleidend exposé over de twee hoofdstromingen.
In het kort: je kunt je ofwel concentreren, en met uitsluiting van al het andere, ‘eenpuntig’ zoals ze dat noemen, je aandacht op een bepaald object richten. Dat object kan van alles zijn, van een kaarsvlam tot een mantra of je eigen ademhaling. Zo gebeurt het bijvoorbeeld bij Zen, waar de discipelen hun arme hersens breken over de absurde raadsels die koans genoemd worden, net zo lang tot er iets knapt in hun denkhoofd en de gezochte verlichting optreedt.
Of je kunt je juist niet concentreren, en je helemaal openstellen voor alles wat zich voordoet. Elke verandering, elke sensatie in je lichaam en je geest: je ziet het, je voelt het, je observeert het als een geïnteresseerde buitenstaander, zonder een oordeel klaar te hebben, en vooral zonder er dieper op in te willen gaan. Een gedachte of een gevoel dient zich handenwrijvend aan: ‘hallo, daar ben ik weer!’ - je kijkt er eens naar, wuift het vriendelijk gedag en laat het passeren, zoals je wolken aan de lucht voorbij laat drijven. Die probeer je ook niet koste wat kost vast te houden, daarvan accepteren we allemaal zonder er bij na te denken de vluchtigheid.
Dit ‘keuzeloze bewustzijn’ zoals de Indiase wijsgeer Krishnamurti het noemde, stelt ons in staat datzelfde te doen met onze eigen beslommeringen, emoties en fysieke ongemakken. Je maakt je ervan los: je hebt ze wel, tijdelijk, maar je bent ze niet. En daarmee verliezen ze hun macht over je, al die ongewenste piekerpunten en knagende ongemakken. Je leert ze te relativeren. Deze oeroude meditatievariant heet Vipassana, is recent in een westers jasje gestoken en als mindfulness populair geworden.
Ik vertelde dat ikzelf niet kon kiezen tussen de twee hoofdstromingen en meestal begon met me te concentreren op mijn ademhaling, om na een tijd over te gaan op die andere vorm, die de aandacht niet wil bundelen, maar juist open wil houden.
Ondertussen merkte ik dat er een diepe stilte was gevallen. De winterzon scheen schuin naar binnen, de atmosfeer leek dik, mijn stem klonk aangenaam zwaar. Ik keek op. Geen sceptische blikken, geen ironisch glimlachje van mijn vader: ik had ieders onverdeelde aandacht. Meteen begonnen mijn woorden te haperen. Ik lachte een beetje en zei iets als: ‘Ik weet niet of ik het allemaal duidelijk uitleg, het lijkt altijd zo zweverig als ik het probeer te verwoorden.’
De ban was gebroken en het gesprek woei alle kanten op, de lucht werd weer lichter. Mijn vaders vrouw ging nog eens koffie halen.
Een ding is duidelijk, bedacht ik in de auto op weg naar huis: ik slaag er maar nèt in mijzelf ergens van te overtuigen, en als ik het bij een ander wil doen slaat onmiddellijk de twijfel toe. Ik verlang wel naar aandacht maar voel me er tegelijk ongemakkelijk bij. Voor goeroe ben ik niet in de wieg gelegd.


(Illustratie: Marten Toonder Studio's)

Geen opmerkingen: