Ik zie hem al jaren op straat lopen, de andere pijproker. Meestal als ik in Wildschut zit. Hij passeert, een beetje gebogen, met een tas vol lege flessen, die even later op zijn terugweg door volle vervangen zijn. Ook andere symptomen tekenen hem als een drinker. Hij heeft een forse bierbuik en zijn kleding is onverzorgd op het sjofele af. Aan zijn ernstige blik te zien is hij in gedachten verzonken, hij kijkt nooit om zich heen maar altijd strak voor zich uit, naar een punt in de ruimte net voorbij de rook van zijn pijp. Hij zal wel een intellectueel zijn, gezien zijn ouderwetse snor misschien een journalist of universiteitsmedewerker. Die snor is peper en zout, want hij is van een zekere leeftijd.
Als pijproker vond ik hem een paar jaar geleden toen ik nog fanatiek was maar een amateur: hij rookt modellen die even onbestemd zijn als zijn leeftijd en de snit van zijn jas. Nu begrijp ik dat zulke rokers juist de échte zijn. De collectioneurs en mooiweerpipisten zijn nooit zo vergroeid met hun pijp, ze koesteren hun vintage modellen maar vallen te vaak voor de verleiding van een sigaret, en als ze al op straat roken is dat met een koket soort vertoon.
Gisterenmiddag liepen we elkaar tegemoet, ik met mijn straight grain Chacom en hij met zijn afgekloven Big Ben. Ik op weg naar de dierenwinkel, hij naar de Gall & Gall. Twee wolken rook die elkaar naderden in de motregen. Toen we nog maar een meter of twee van elkaar verwijderd waren keek hij mijn kant op en ik de zijne. Hij glimlachte flauw en ik knikte aarzelend. Tien minuten later zeulde ik mijn zak met diabetesvoer huiswaarts en hij zijn nu volle tas. Bier en jenever. We hadden precies even lang gedaan over de aankoop en kruisten elkaar op hetzelfde punt, vlakbij de glasbak op het Roelof Hartplein. Ditmaal lachten we min of meer openlijk. Ik zag dat hij aardige ogen had, terwijl ik hem altijd voor een chagrijn had versleten.
(Illustratie: Norman Rockwell)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten