dinsdag 28 mei 2013

DEMOSTHENES


Ik zat op de stenen omheining van een perkje een Luikse wafel te eten. Zachtgroene blaadjes twinkelden in de zon die lekker scheen uit een serene blauwe hemel. Het weer was eindelijk, eindelijk omgeslagen en ik was er voor de verandering eens klaar voor. Meestal moet ik rustig wennen aan nieuwe omstandigheden, maar in ons huidige klimaat is dat een luxe die we ons niet langer kunnen permitteren. Ik zat daar en beet in mijn wafel. De kandijsuiker knarste tussen mijn tanden. Ik dacht voor zover dat mogelijk is aan niets. Hoogstens dat ik te warm gekleed was. De radio in mijn hoofd stond wel aan, maar heel zachtjes, op een vriendelijk station.
Opeens viel er een schaduw over me heen. Ik keek op. Een jongen stond tussen mij en de zon. Forse knaap, breed gezicht, roze wangen, kort blond haar. Blikje energiedrank in zijn hand. Hij keek even op me neer, richtte zijn blik toen naar de hemel, kneep zijn ogen half dicht, ademde diep in en zei na een lange aarzeling, alsof hij moed verzamelde: ‘Pardon meneer, mag ik u misschien iets vragen?’
Ik bromde goedmoedig, verrast om zulke nadrukkelijke goede manieren: ‘Ja natuurlijk, ga je gang.’
Weer een diepe inademing. Ik zag nu dat hij zijn vrije hand op zijn middenrif had gelegd, alsof hij daar steun zocht. De houding van een redenaar.
‘Weet u ook hoe ik van hier naar het Centraal Station kom?’
Het kwam er traag en overdreven bedachtzaam uit, als betrof het een filosofische kwestie.
‘Ja, tram 24. Daar is de halte…’ Ik wees naar de straat vlak achter ons waar de tram net zijn deuren sloot. ‘Maar die haal je niet meer.’
Hij volgde mijn hand niet, maar bleef naar de lucht turen. Ik vroeg me af of hij misschien iets had, een paniekstoornis, een verkeerd gevallen pil. Maar de jongen snoof gulzig, knipperde nog eens tegen de lucht en zei, vloeiend nu: ‘Dank u wel meneer. Ik ben aan het oefenen om van mijn stotteren af te komen.’
Ik knikte bemoedigend. Ik heb zelf gestotterd als kind en weet ervan. Op warme toon zei ik: ‘Heel goed. Middenrifademhaling hè?’
Maar hij was al weg. Niet naar de halte, maar naar een paar vrienden met wie hij even later vrolijk over straat struinde, terwijl hij nu en dan een teug van zijn Euroshopper Energy Drink nam.
Even kwam de gedachte in me op dat hij me in de maling genomen had, maar zoiets verzin je niet.


(Illustratie: Jean Lecomte du Nouÿ, 1842-1923)

Geen opmerkingen: