vrijdag 29 juni 2012

LIGUSTER

Het was een donkere maar warme middag. Ik liep door de Bellamystraat, een dorps achterafstraatje in Oud-West, en keek goedkeurend naar de rommelige tuintjes en de schilferende geveltjes.
Opeens was er een explosie in mijn hoofd. Ik bleef met een ruk stilstaan. Ik keek om, en ja, daar was hij, een bloeiende liguster. De heester die de tuinen van mijn jeugd omzoomde. Een geur kun je dat niet noemen, evenmin kun je van ruiken spreken. De sensatie vindt diep, diep onder de gedachten plaats, in dezelfde regionen waar angst en lust huizen. Het is een plotselinge totaalervaring, die al het andere verdringt. Even weet je niet waar je bent, waar je aan dacht, hoe laat het is of welke dag. Er is alleen die overrompelende, onbenoembare, unieke staat van zijn. Eén moment duurt die slechts. Als je, nu bewust, voor de tweede keer aan de nietige bloesempjes ruikt word je een vage zoete kattenpisgeur gewaar maar meer ook niet. De betovering is vervlogen en niet meer terug te roepen.
De misschien wel bekendste beschrijving van zo’n onwillekeurige herinnering staat in A la recherche du temps perdu van Marcel Proust. Door de smaak van een Madeleine, een soort cakeje, herinnert de hoofdpersoon zich plotseling met volle kracht zijn jeugd in Combray. Het vermogen om door geur- of smaaksensaties het verleden op te roepen is sinds Proust door talloze sensitieve schrijvers dankbaar benut. Daar valt niets meer aan toe te voegen. Maar de ervaring is zo overdonderend dat ze keer op keer beschreven wil worden. De nadruk in alle beschrijvingen ligt op een directe associatie van de geur of smaak met vroegere ervaringen of omstandigheden, meestal uit de kindertijd. Ik ben zo arrogant om te denken dat het iets ingewikkelder is. Want welke herinnering komt er nu eigenlijk boven als ik zo plotseling word overvallen door een uitzinnig riekende liguster? Ik zou niets kunnen noemen. Niet eens het decor van mijn jeugd verschijnt voor mijn geestesoog. Wel heeft de sensatie direct met het verleden te maken: ik ben als bij toverslag beland in een vroegere geurervaring die me ook toen al buiten tijd en ruimte plaatste. Het fenomeen is gelijk aan de herinnering eraan. Het is zoiets als een innerlijke kortsluiting: je denkt dat je je iets gelukzaligs van vroeger herinnert, maar in feite herinner je je de vorige keren waarop je dacht je iets gelukzaligs van vroeger te herinneren.
Terwijl ik de Bellamystraat uitliep had mijn reptielenbrein het heft in handen genomen. Anders kan ik niet verklaren waarom ik plotseling ontzettende zin kreeg in een cigarillo van Henri Wintermans. Ergens diep in het moeras van mijn geest moet die specifieke schalm in de keten van mijn driften zijn gesmeed. Niet zomaar een sigaar, en zeker niet die overschatte rokerij uit Cuba, maar een klein damessigaartje uit zo’n kek plat blikje café crème. Zelf had ik die dingen bij mijn weten nooit gerookt, dus ik moest terecht zijn gekomen in andermans fantasie. Welke associatie had mij die gebracht? Iets met kasteeltuinen, languissante dromen en voorbije zomers, verder kwam ik niet. Niks met Geuzenveld en zijn bloeiende ligusterhagen van de jaren zestig in elk geval. Ik gehoorzaamde aan een impuls uit de tweede hand, en liep er zelfs voor om: in de Jan Pieter Heijestraat wist ik een sigarenwinkel. Maar hoe ik daar ook tuurde in de schappen, het gezochte blikje was er niet. Tegen beter weten in kocht ik een vergelijkbaar blikje Panter Sprint.
Zo zat ik even later in het Blauwe Theehuis in het Vondelpark achter een cappuccino. Ik opende het blikje nieuwsgierig en stak op. Viel vies tegen, natuurlijk. Je kunt moeilijk van een ordinair Panter sigaartje verwachten dat het smaakt naar de associaties die worden opgeroepen door de naam Henri Wintermans.

Geen opmerkingen: