vrijdag 22 juni 2012

KAPPER


Ik moest me losrukken uit een somber gepieker dat al een paar dagen vingeroefeningen deed en zich nu breed dreigde te maken in mijn geest. Het was een mooie zomermorgen. Ik besloot naar de kapper te gaan. Mijn eigen kapper is een zwijgende, kale man die sigaren rookt. Samen met zijn ontevreden zoon slaagt hij er al jaren in mijn haar nooit naar mijn zin te knippen, wat voor aanwijzingen ik ook geef. Ik liep hun winkel op het Duivelseiland voorbij en overschreed de grens van mijn dorp.
In de Ferdinand Bolstraat stapte ik een ruime en lichte kapsalon binnen en vroeg me onmiddellijk af waarom ik dat niet eerder had gedaan. Ik was meteen aan de beurt. Het meisje dat me knipte begon een gesprek en vreemd genoeg vond ik dat niet erg. Ik hielp haar zelfs mee, gaf schalkse voorzetjes en stelde vragen. Zo kende ik mezelf niet. Was dat de zomer, of stikte ik in mijn eenzelvigheid en drong mijn instinct me naar buiten? Ze vroeg naar mijn beroep. 'Muzikant', zei ik, en zij vulde aan: 'Zanger! U bent zeker operazanger!'
Ik vertelde haar van een andere kapper, in de Siciliaanse havenstad Siracusa, die meteen mijn beroep had geraden. Jazeker, zei het meisje, kappers hadden mensenkennis, hoewel dat op de kappersschool niet onderwezen werd, haha.
Ik viel even stil, want ik besefte dat ik twee anekdotes door elkaar had gehaald. Met de kapper in Siracusa had ik opera-aria's gezongen. Hij kwam uit Uruguay of Argentinië. Er was een filmploeg in zijn zaak die gretig materiaal schoot, want wij boden een pittoresk schouwspel. Ik was in die tijd bezig van de drank af te raken, en in periodes dat dat niet lukte behoorlijk manisch. Samen met de hese kapper verhief ik mijn stem in duet. Figaro, natuurlijk. Toen mijn vriendin binnenkwam, terug van een paar boodschappen, trof ze een vrolijke boel aan.
Maar het was een andere middenstander die mijn beroep geraden had. Een jaar later, ook op Sicilië, dit keer in een droge periode. Ik liep een traiteur in het adelaarsnest Castiglione di Sicilia binnen waar het goed rook en een houtskooloven brandde. De man zag me binnenkomen, spreidde zijn armen en riep: 'Lei è un maestro di musica?' Ik moest het beamen, maar hoe wist hij dat? 'U lijkt op Giuseppe Verdi', was zijn antwoord.
Ik besloot mijn historische onjuistheid maar te laten voor wat die was. Het meisje hield een spiegel achter mijn hoofd. Mijn haar was voor het eerst in jaren goed geknipt.


(foto: Paulien Kop, Siracusa 2009)

1 opmerking:

Hans Valk zei

Het vinden van een goede kapper. Een precair onderwerp.
Inmiddels is dat in mijn geval ook al jaren een kapster. Twee kapsters, zelfs. Ze werken in dezelfde zaak.
Ik heb de vage indruk dat de één het net iets beter doet dan de ander. Maar misschien lijkt dat alleen maar zo, omdat ik met die één nèt iets leukere gesprekjes heb dan met de ander. Want inderdaad: ze praten graag.
Omdat ik een tamelijk vast ritme van knipbeurten onderhoud, weten ze zo langzamerhand wanneer ze me kunnen verwachten. Temeer omdat ik meestal de donderavond gebruik voor een bezoek aan hun winkel. Ik vlei me met de gedachte dat ze zich op die bezoekjes verheugen, want ik krijg regelmatig te horen dat ze elkaar, een paar dagen voor mijn komst, al de vraag hadden gesteld wanneer ik weer 's zou opdagen.

Kortom, JP; een echte vondst, deze kapster. Want eerlijk is eerlijk: het is toch nèt wat anders dan geknipt worden door een ouwe kerel, of erger nog, zo'n metro-man die van jou òòk een metro-man wil maken. Ik bedoel: van zo'n kapper ga je jezelf echt niet meer man voelen. De maatschappelijke trend mag dan wijzen in de richting van feminisering; voor mij is het iets waartegen ik me wil verzetten. Juist het hebben van een vaste kapster helpt daarbij!