Eén dag in de week werkt mijn jongste dochter bij de Toevlucht, een opvangcentrum voor gewonde, verweesde en verdoolde vogels. Vogelhospitaal, heet het nog op oude kaarten van Amsterdam. Soms is dat keihard werken. Als er weer eens een olievlek in het IJ ligt rijdt de dierenambulance af en aan en staan ze daar de godganse dag zwanen te schrobben. Afgelopen zaterdag was er open dag. Ook nu was er flink geschrobd, maar om een andere reden. Ik had me een soort treurige kinderboerderij voorgesteld, een louche bedoening vol bouwvallige hokken waarin de mest hoog opgetast lag en waar zwaar onderbetaalde idealisten zich in het zweet werkten om de onder hun handen creperende vogels een mooi levenseinde te geven, als ze niet meer op te lappen waren.
In plaats daarvan wandelden we in een hoekje van de Bijlmerweide een mooi aangelegde tuin binnen. De zon scheen vrolijk. We dronken koffie aan een geïmproviseerd kraampje en keken eens rond. Tussen de prieeltjes vol klaprozen en wilde bloemen stonden schone hokken, goed in de verf. Verderop zag ik een jonge vrouw in een helderblauw T-shirt: mijn dochter! Ze leidde juist een glimlachende buurtbewoner rond (‘En dàt in mijn achtertuin! Nooit geweten!’) en wij sloten ons bij de rondleiding aan. Zo leerden we dat er steeds meer kraaien met witte veren tussen het zwart komen in Amsterdam, waarom begrijpt niemand. Kruising met neefje ekster? Een epidemie van albinisme? Het blijft een ook voor ornithologen geheimzinnig verschijnsel.
We zagen een sierduif die verdacht veel leek op een vliegende dwergkalkoen. Een paar onbeholpen jonge zilvermeeuwen met donshaartjes die in niets deden denken aan de glanzende en gestroomlijnde vogels die ze later met een beetje geluk zouden worden. Een scholekstertje in wording. Twee tamme kerkuilen, een nare erfenis van de Harry Potter-rage: als sprookjesachtig huisdier aangeschaft, illegaal, bleken ze toch te lastig in de omgang, maar in het wild konden ze niet meer aarden.
Mijn dochter voerde een aandoenlijk waterhoenkuiken met een mengsel van kattenvoer en graanpap (of pindakaas, daar wil ik vanaf zijn). Het beestje was er niet happig op. ‘Die gaat het niet halen’, stelde ze zo zakelijk mogelijk vast.
In een hok apart keek een vosje ons smekend aan, als het een hond was geweest zou hij gekwispeld hebben. Bijvangst: de Toevlucht doet eigenlijk in vogels, maar als zich een wormstekig egeltje of een moederloos vossenjong meldt aan de poort wordt dat niet weggestuurd omdat het de juiste papieren mist.
(Dat ‘wormstekig’ is geen flauwiteit; mijn dochter vertelde me ooit een horrorverhaal over baby egeltjes die levend door de maden werden opgevreten).
Stadsbioloog Martin Melchers liet een documentaire zien (Haring in het IJ) en hield een praatje over de rijke en verrassend exotische natuur van de hoofdstad. Wolhandkrabben (vooral door de Chinese Amsterdammers gewaardeerd om hun fijne smaak) in de grachten, slechtvalken die broeden in de schoorsteen van een afvalverbrandingsoven, rugstreeppadden in het Westerpark, ringslangen op IJburg en rode Amerikaanse rivierkreeften, gewoon op straat in de Watergraafsmeer, - het huppelde, kroop, kronkelde en fladderde in een multicultureel dierencarnaval over het scherm.
Omdat de bezuinigingen niet alleen in de mensenzorg toeslaan maar ook de dierenopvang genadeloos treffen kochten we een dvd en deden een donatie. Als u ook vindt dat dieren niet onder politieke klimaatsverandering zouden moeten lijden kunt u hetzelfde doen. Mijn dochter zal u dankbaar zijn.
Giro: 5859600
De Toevlucht
Bijlmerweide
1103 RR Amsterdam
(foto: Maria van Spaendonck)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten