vrijdag 25 mei 2012

KOFFIECLUB

Soms begrijp ik niet hoe andere mensen dat doen, leven. Ik bestudeer ze, in de werkelijkheid, in films, documentaires, boek en geschrift en probeer daar lessen uit te trekken. Nu zult u zeggen: is het niet ziekelijk kunstmatig om het menselijk leven te beschouwen als studieobject? Tja, antropologie uit vrije keuze zou ik het niet willen noemen. Mijn reflectie op iets wat vanzelfsprekend zou moeten zijn wordt geboren uit een periodiek teveel aan vrije tijd (die, wist de Romeinse dichter Catullus al, je ten gronde kan richten). Liever werd ik meegesleept door een stroom van gebeurtenissen en had ik de tijd niet om zo uitgebreid stil te staan bij het draaien van de wereld.
Neem nu mijn omgang met vrienden. Vroeger was er altijd een zekere gretigheid of anders wel een dwingende noodzaak om afspraken met ze te maken. Nu is het te vaak een rationeel besluit dat daartoe leidt. Ik moet af en toe mensen zien en met ze praten, anders gaat het mis met me en zak ik weg in een somber moeras van zelfbespiegeling. Het is daarom dat ik steeds vaker verlang naar een soort stamcafé. Dus niet het mondaine terras van grand café W. waar ik dit stukje zit te schrijven en een beetje bevreemd zit te kijken naar al het gedoe van die bedrijvige stedelingen, maar een tweede huiskamer buiten de deur waar je mensen treft die je kent. Hier ken ik ze ook wel, de koppen van de andere stamgasten, maar onze gesprekken beperken zich tot 'Hebt u die krant al uit?', zoals Hans Teeuwen laatst tegen me zei.
Mijn vriend Lennaert Nijgh was een eenzame nachtuil, die anders dan ik geen lieve vriendin en geen kinderen had, maar dàt had hij wel: hij betrad om twee uur 's middags Koops of De Uiver of een andere Haarlemse kroeg naar keuze, las er de kranten van A tot Z en wisselde binnensmonds wat opmerkingen met de andere vaste jongens. Als het later werd en de Beerenburg begon te werken werden die gesprekken levendiger en minder vrijblijvend, maar de dwang om het onderste uit de kan te halen en het discours netjes af te ronden was er niet: de volgende dag zag hij zijn maten immers weer.
Zoiets lijkt me nou prettig, maar ik wil er niet voor hoeven verhuizen naar een provincieplaats. Zijn er geen andere Amsterdamse zzp'ers of pensionado's onder u die met Rookzanger een soortement koffieclubje zouden willen beginnen? Lennaert had een norm waaraan een aspirant vaste jongen moest voldoen: ‘Voorwaarden om in dit exclusieve gezelschap te worden opgenomen: men dient hetzij Auteur te zijn, hetzij maatschappelijk geheel mislukt. Vlotte kerels en dergelijke niet gewenst.’
In mijn koffieclub ben ik minder veeleisend. Uw lijfelijke aanwezigheid is voldoende. Briljante conversatie is facultatief, iets mompelen over het weer mag ook. 'Bijbelse figuur met drie letters, begint met een x?', terwijl u even opkijkt van uw krant, dat lijkt me al heel wat.

5 opmerkingen:

Anoniem zei

Het lijkt mij wel wat. Helaas ben ik noch ZZP'er, noch pensionado. Weer een club waar ik geen lid van kan worden. Gelukkig heb ik drie dagen om over die Bijbelse figuur na te denken.

vanuit een benauwd kantoor, groeten,

Peter

Daniël zei

"Mijn vriend Lennaert Nijgh was een eenzame nachtuil, die anders dan ik geen lieve vriendin en geen kinderen had, maar dàt had hij wel: hij betrad om twee uur 's middags Koops of De Uiver of een andere Haarlemse kroeg naar keuze, las er de kranten van A tot Z en wisselde binnensmonds wat opmerkingen met de andere vaste jongens. Als het later werd en de Beerenburg begon te werken werden die gesprekken levendiger en minder vrijblijvend, maar de dwang om het onderste uit de kan te halen en het discours netjes af te ronden was er niet: de volgende dag zag hij zijn maten immers weer.
Zoiets lijkt me nou prettig, maar ik wil er niet voor hoeven verhuizen naar een provincieplaats."

Van ruilen komt vaak huilen.
Voor dit deel van Lennaerts leven dient men tenminste kinderloos te zijn, vind ik.
Ook weet ik uit eigen getuigenis, hoe lamlendig en leeg dit deel van Lennaerts leven kon zijn.

Zelf kan ik verlangen naar een leven waarin ik plezier heb gehad met mijn kinderen, om een muziek-CD te maken als verrassing voor één van hen. ('Dansen', 4 juni 2013)

Jan-Paul van Spaendonck zei

Helemaal waar natuurlijk. Men moet zijn zegeningen tellen. Maar het gras is altijd groener, etc....

Daniël zei

Voor mij was het gras groener (of überhaupt groen) geweest als dit deel van Lennaerts leven leidde tot creativiteit en ontplooiing.

Excuses voor mijn wijsneuzerij. Je blog-informatie over Lennaert stemt mij tot hardop nadenken.

Zou ik een tijd geleden hebben mogen kiezen voor Lennaerts kroegenleven, dan had ik ervoor getekend. Maar als ik elders op je blog een verslag van Lennaert lees over een dronken Louis Ferron, slaat de ledigheid mij om de oren. Louis en Lennaert ontmoeten elkaar. Maar wat doen ze? Roken en drinken. Daar zou ik niet lang tegen kunnen. Het is een heel ander plaatje dan ik zou verwachten, namelijk twee grote geesten die elkaar artistiek stimuleren. De werkelijkheid lijkt verdacht veel op maar wat doelloos hangen in de kroeg.

Zou ik nu mogen kiezen, dan lijkt mij het gras bij jou veel, veel groener dan dat Lennaert ooit kon zijn. Maar daarmee wil ik niet onderschatten dat je daar enorm je best voor hebt gedaan.

Daniël zei

Ik schreef: "groener dan dat Lennaert"
Maar bedoelde: "groener dan dat bij Lennaert"