Omdat F. ten dode is opgeschreven moet hem veel vergeven worden.
Ik had gezongen in Castricum, in een mooie oude kerk. Na afloop reden we naar het strand om nog iets te drinken en de zee te zien. We zaten op een terras uit de wind. De zee was kalm en glanzend. Witte wolken zeilden dromerig door de koude blauwe lucht. Ik vroeg F. of hij een beetje genoten had van het concert.
'Nee,' zei hij.
Ik keek hem vragend aan, even geschokt als geamuseerd. Als iemand ook maar de geringste kritiek op mij of mijn collega's heeft ga ik onmiddellijk in de verdediging, maar bij zo'n botte afkeuring word ik vreemd genoeg heel rustig; er is geen strijd, er is een patstelling, en die heb je maar te aanvaarden. F. legde nog wel uit: 'Het is mijn muziek niet, het is mijn ensemble niet.' Toen kwam zijn thee met appeltaart, en daar deugde ook niets van. Oma's appeltaart kwam natuurlijk gewoon uit de fabriek en van zwarte thee begrepen ze in Nederland hoegenaamd niets.
F. was in de contramine. Niet zo verwonderlijk in zijn situatie, maar een tijdje terug had hij ons juist zo verrast met zijn bijna euforische humeur. Alle spanning was van hem afgevallen, juichte hij toen, dit was het, meer niet, hij hóefde niks meer. Hij hoefde zich niet langer te ergeren. Ik herinnerde hem aan die plotselinge mildheid.
'Het zal wel van die chemo's komen,' zei hij, 'dat ik nu uit mijn doen ben.' Terwijl hij met een vies gezicht van zijn thee dronk vervolgde hij: 'Ik wil een boekje maken, waarin ik puntsgewijs mijn ergernissen behandel. Een avond met een bloknootje voor de tv, en het is zo gevuld.' Hij barstte los met voorbeelden. In zijn walging van Spinvis en Jan Smit kon ik me nog wel vinden, en het belabberde Nederlands dat de reclame maar ook de praatprogramma's tot een kwelling maakt baart mij ook zorgen. Maar ik werd toch geprikkeld door deze zwarte litanie. Zat ik hier niet om even na te genieten van een mooie middag? Smaakte mijn Ben & Jerry's ijs ('met belachelijk grote stukken chocola') me soms niet goed? En de zee, lag die daar niet weids te schitteren in het gouden namiddaglicht? Ik dacht aan al mijn lessen in mindfulness. Ik ademde diep en rustig en concentreerde me op mijn eigen gevoel van welbehagen. Ik hoorde mijn onfortuinlijke vriend praten, maar hoorde ook de kinderstemmen op het strand, het schuren van het lepeltje waarmee mijn vriendin het laatste schuim uit haar cappuccino schepte. Het gesprek leek weg te drijven van irritaties en kwam na een voorzetje van mijn vriendin op vogels. F. is een bevlogen vogelaar. Zijn vogelimitaties zijn een lust voor het oor. Maar ook in het hemelruim was het niet pluis. Hij had een dvd van de vogelbescherming gekregen, die zo knullig was, dat hij het nog beter kon, al kon hij geen camera vasthouden. 'Een merel zingend op een boomtak! Wat doet een merel? Een merel zit op de nok te zingen, of scharrelt rond in de aarde! En een badderend pimpelmeesje! Belachelijk!'
'Is dat ergernis 33 sub B?', gooide ik er vanuit mijn meditatieve staat tussendoor.
F. lachte. Want je kunt zeggen van hem wat je wilt, hij is een intelligent mens die zichzelf goed kent, en zelfspot is een van zijn aantrekkelijkste eigenschappen. Het moment van comic relief duurde echter maar kort en de snijdende kritiek op de ornithologische missers ging voort. Ik besloot even naar de wc te gaan. Toen ik terugkwam had het gesprek blijkbaar een onverwachte wending genomen, want ik hoorde hem grinnikend zeggen: 'Alle mannen gaan op den duur op Sean Connery lijken. En alle vrouwen ook.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten