dinsdag 8 mei 2012

PUZZELTOCHT


Stephan en Greta waren zestig geworden en gaven een feestje.
We verzamelden ons in restaurant Amsterdam, het voormalige pompgebouw van de Gemeentelijke Waterleiding, nu het horecahart van een autovrije woonwijk die zich afficheert als ‘duurzaam’ en ‘milieuvriendelijk’. Terwijl we koffie dronken in de hal waar ooit de machines hadden gezwoegd die de stad van water voorzagen kregen we te horen dat er een puzzeltocht was georganiseerd. Zo leerden wij de buurt van de jarigen kennen en werd bovendien het onderlinge contact tussen al die diverse vrienden, familie en collega’s vergemakkelijkt: we werden in groepjes onderverdeeld. ‘Kun je het wel aan?’ vroeg mijn vriendin, die in een ander groepje terechtkwam, plagerig. Ik had me mentaal geprepareerd op een uitputtend sociale dag en knikte bemoedigend.
We kregen een vragenlijst met toelichting en gingen op pad. GWL-terrein, Staatsliedenbuurt, Westerpark. Ik ken die buurt niet goed, en voelde me een toerist. Dat gevoel werd nog versterkt doordat mijn groepje bestond uit beroepskijkers (fotografen en kunstenaars) en bovendien drie Zwitsers telde. Door hun ogen zag mijn stad er net iets anders uit. Mijn scepsis smolt. Het was droog en zonnig, de roodstenen gevels waren doorsneden door groene hagen, en we dartelden vrolijk rond met pen en papier.
Ergens rond vraag tien rustte ik even uit op een bankje. Iemand las de introductie tot de volgende vraag voor. ‘Vanaf hier kijk je uit op een van de Grote Drie.’ In de lantaarnpaal tegenover het bankje zaten luikjes. Nietsvermoedend opende ik er een. De tronie van Gerard Reve keek me recht in het gezicht. Een tweede luikje bood zicht op een passage uit Nader tot U, een van mijn lievelingsboeken, en een derde onthulde het waarom van dit kunstwerk: Reve’s geboortehuis bevindt zich er pal tegenover, in de Van Hallstraat. De Zwitsers zijn goed ingeburgerd en spreken tamelijk vloeiend Nederlands, maar het belang van dit alles ontging ze toch een beetje. Ik keek Reve nog eens goed aan, met het gevoel dat wij tweeën een geheim deelden, en sloot het luikje. Voor een onderonsje met de burgerschrijver weet ik voortaan waar ik moet zijn. ’s Avonds schijnen er lichtjes in te branden.
We gingen onder het spoor door en kwamen in de Spaarndammerbuurt. Net als bij de waterleidingbuurt is hier ideologie door de metselspecie gemengd. Die arme arbeiders mochten nu wel eens verwend worden. Maar hoe de architecten van de Amsterdamse School zich ook hebben uitgeleefd in bakstenen fantasieën vol moorse ornamenten, deze werkmansidylle ademde toch iets levenloos en strengs, zeker nu de kleur uit de hemel begon te verdwijnen. Die lucht van kool en aardappels krijg je er nooit meer uit. Terug in het Westerpark snoof ik gretig de erotiserende geur van de meidoorn op.
We besloten de middag met een diner in Proef, een hevig alternatief maar sympathiek restaurant naast de gashouder in een stijl die ik maar pittoresk-industrieel zal noemen. In de vrolijke zaal van schurftig grijs cement, waar een ijzeren brandtrap naar mobiele wc-hokjes leidde, aten we heel goed van een samengeraapt assortiment borden. Vooral de bruschetta met kippenlever was gedenkwaardig, maar ook de stoof van Blauwhoenderkip met gekonfijte citroen, olijven en venkel mocht er wezen.
In de open keuken volgde ik hoe het jonge keukenpersoneel bezig was met het grand dessert en worstelde met het ijs, dat zich niet liet vermurwen los te komen van het massieve moederblok. Kokend water werd aangerukt om de schep in te dopen. Uiteindelijk besloot de kok de hele bak om te kieperen en het onwillige citroenijs in blokjes te hakken, die met bessen werden opgesierd en naast punten notentaart werden gerangschikt. De zon had zich wel laten zien die middag, maar voor ijs was het eigenlijk ook nog geen weer.

Geen opmerkingen: