Mijn vriendin Aurora maakte gisteren via Facebook wereldkundig dat ze hevig aan meteofobie leed. Ik kon me dat levendig voorstellen en drukte op het vind-ik-leuk-knopje. Ook ik had gisteren last van de weersomstandigheden. Ik zat op een terras tegenover het Rembrandsthuis met een vriend en gluurde tijdens ons gesprek nu en dan wantrouwend naar de hemel. Het kon aan mij liggen en op conto van mijn lichte verkoudheid worden gezet, maar het kwam me voor dat de hemel iets bijzonder onheilspellends had. Ik besloot mijn twijfel te delen. ‘Is het mijn grieperigheid,’ vroeg ik, ‘of is het van dat rare weer?’ Mijn vriend, een stoer mens die zich niet in beuzelarijen als stemmingswisselingen verdiept, antwoordde prompt: ‘Ja, het is vreemd weer.’
Over dat weer wil ik het niet hebben – het zal iets te maken hebben gehad met het naast elkaar bestaan, in conflict als het ware, van twee tegengestelde fronten, zodat het met het weer alle kanten op kon: die hemelse onzekerheid raakt ook de mens, gesteld dat hij daar gevoelig voor is. Over die gevoeligheid heb ik wel vaker geschreven, hoewel terloops, en ik heb toen ook al eens die term van Aurora gebruikt. Daarbij was ik me ervan bewust een neologisme te introduceren. Ik meende mete(re)ofobia te kennen uit het Italiaans, om precies te zijn uit een boek van Andrea Camilleri, waarin van commissaris Montalbano wordt gezegd dat hij lijdt aan overgevoeligheid voor bepaalde weersomstandigheden. Niet te verwarren met de angst voor meteoren, meteorofobie, dat is meer iets voor Harry Mulisch. Omdat Aurora in Italië is opgegroeid ligt het voor de hand om te denken dat zij uit dezelfde bron put als Camilleri.
Maar is het eigenlijk wel Italiaans? Mijn woordenboeken kennen het niet. Google geeft me slechts een aantal obscure vindplaatsen in het Tsjechisch en inderdaad, het Italiaans. De interessantste daarvan is een filosofisch blog (La Botte di Diogene, ‘De ton van Diogenes’) waarin de auteur in een artikel met de poëtische titel ‘semifilosofische apologie van de sneeuw’ het woord noemt als een courant neologisme dat als een in zijn ogen onnodig negatieve variant optreedt van het iets gangbaardere begrip meteopatie. ‘Een paar centimeters water of ijs zijn al voldoende, een temperatuur iets onder of boven het gemiddelde, en de stad, de auto’s, het verkeer, de mensen, alles gaat op tilt.’ Ik kan me herinneren dat ik me er ooit over verbaasde, die weersgevoeligheid van de Italianen. Ik wandelde op een mooie zomerdag door Florence toen er plotseling een paar spetjes regen vielen. Opeens had iedereen een paraplu in zijn hand. En wie er geen had, trok zijn jasje over zijn hoofd en rende als een bezetene om een droog onderkomen te vinden.
U ziet ondertussen wel dat het met de samenhang van dit stukje niets meer gaat worden, geheel in overeenstemming met de wisselvalligheid van het onderwerp, en het zal dan ook pointeloos blijven: het is tenslotte maar een weerpraatje.
(Cartoon: AAargh)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten