vrijdag 30 maart 2012

WAKKER

Het is weer even wennen. Gisteren werd ik erdoor verrast en was ik er weerloos tegen. Vandaag ben ik voorbereid en gewapend. De lente heeft zich tot nader order teruggetrokken en een kille leegte achtergelaten.
Mijn vriend Lennaert had een standaardzin in zijn computer staan. Hij hield zijn dagboek bij op schijf, en hoefde alleen op een bepaalde toets te drukken en er verscheen, in koeienletters: ‘dit is Internationale Kutdag nr...’. Vervolgens vulde hij de datum in en de dag was geboekstaafd. Zo probeer ik ook met nare dagen om te gaan. Terugzien heeft geen zin, spijt hebben ook niet. Het leven is nu eenmaal niet altijd even leuk en dat hebben we maar te accepteren.
Dus vanmorgen bij het wakker worden besloot ik aan gisteren geen gedachte meer te wijden en er vandaag iets beters van te maken. Door een kier in het gordijn zag ik de bomen onheilspellend bewegen. De lucht was grijs. Daar was niets te verwachten. In bed daarentegen... Ik lag lekker en was nog roezig van de slaap. Mijn eerste afspraak was pas over een paar uur. Ik besloot me nog even om te draaien.
Maar nu moest ik goed uitkijken. Ik moest wel wakker blijven. Want uit ervaring weet ik dat zo’n tweede slaapje vaak eindigt in een ellendig tweede ontwaken. Duf en gedeprimeerd stel je geschrokken vast dat je er nu toch écht uit moet. Onmiddellijk heb je spijt dat je niet in eerste instantie de moed hebt gehad dat te doen, want nu betreed je het strijdperk van de dag in de slechtst mogelijke conditie.
Ik zoog de behaaglijke lauwe warmte van mijn bed in me op en bepeinsde een paar onschuldige dingen. Voskuils postume roman De buurman bijvoorbeeld, die ik vlak voor het inslapen had uitgelezen. Ik liet de laatste bladzijden en het abrupte einde nog eens aan me voorbijgaan en besloot dat ik het een vervelend en eigenlijk ronduit slecht boek had gevonden. Kon ik daar niet iets over schrijven? Over een uur zou toch echt de vrijdagmorgen aanbreken, en daarmee de zelfopgelegde plicht om iets op dit blog te zetten. Ik begon een recensie op te stellen. Maar midden in de volzinnen in wording dwaalden mijn gedachten af, dansten speels van me weg en namen groteske vormen aan. In mijn hoofd ging een wekker. Niet de echte die ik me in de kliniek had voorgenomen te kopen, ter meerdere eer en glorie van de Nieuwe Discipline, maar het innerlijke belletje dat me waarschuwde voor het dreigende gevaar van opnieuw inslapen. Ik sloeg het dekbed van me af en keek op de klok. Toch alweer laat. Voskuil houdt u te goed.

Geen opmerkingen: