dinsdag 6 maart 2012

HORTUS

Ik dacht dat ik met de maartangst had afgerekend. Maar terwijl ik me omdraaide en wegliep kwam hij bij en gaf me een verraderlijke klap in de nek. De dagen erna waren koud, grijs en leeg. Maandagmorgen zei de yogajuf na de meditatie, dat we dit ‘fijne gevoel’ in ons binnenste op elk gewenst moment op konden roepen, het was er altijd. Ik vroeg me af waar ik het dan moest zoeken. Mediteren is moeilijk als wat het centrum van je rust moet zijn - je adem, je buik – juist het kolkende middelpunt is van een onderhuidse nervositeit.
’s Middags bezocht ik met mijn vriendin de hortus van de VU. Voor het twintigjarig bestaan van het Linnaeuskoor heb ik een ‘botanische cantate’ geschreven, en we willen die zoveel mogelijk op locatie uitvoeren. Location scouting is een fijne bezigheid, vol voorpret en verbeeldingskracht. De vrijdag ervoor had ik al overmoedig op het terrasje van de Hortus in de stad gezeten. De lente brak door met de krokussen, de vogels scharrelden fluitend rond, de maartangst was in geen velden of wegen meer te bekennen. Nu blies er een nare wind en omhulde ons een natte, koude nevel terwijl we het buitenhek openden. Huiverend traden we een dorre tuin binnen. Hier was heel wat verbeeldingskracht nodig. We zagen dat de hoveniers zaten te schaften, dus besloten we zelf maar de grote kas binnen te gaan. En daar kwamen we in een andere wereld terecht.
Gretig zogen mijn longen zich vol met de stille, dikke en warme lucht. Overal was het geruststellende geritsel van stroompjes en het lome getik van waterdruppels. Een oerwoud van palmen en tropische planten verrees uit potaarde. In een diepe vijver zwommen tientallen waterschildpadden. De lege kraaloogjes In hun glimmend leren koppen keken dwars door me heen. In een zijkas was een vrouw geconcentreerd aan het werk. Mijn vriendin sprak haar aan. Ze bleek violiste te zijn bij het Concertgebouworkest en werkte hier als vrijwilliger. Ze kwam uit een groene familie waarin het juist determineren van plantjes een dure plicht was. Haar vingers bespeelden een schaal vol minieme stekjes - een mooi overzichtelijk klusje, zoals ze zei. Ze had grote, warme bruine ogen. Ogen die gauw verschrikt konden staan, maar hier tot rust kwamen. Ze beloofde naar ons concert te komen. Wij maten de ruimte en probeerden ons voor te stellen hoe hier een koor en een publiek gehuisvest konden worden. Het zou krap zijn, maar knus.
Ik ken een muzikant, ook al zo’n gevoelige ziel, die een abonnement heeft op de Hortus. Telkens als hij zich niet helemaal senang voelt, of het nou griep is of psychisch, gaat hij met een Ollie B. Bommelboekje in de tropische kas zitten. Daar knapt hij altijd enorm van op, zegt hij. Ik begrijp hem nu een stuk beter.

Geen opmerkingen: