dinsdag 20 maart 2012

LENTE

De lucht werd al donker en er was een heldere ster verschenen. Omdat ik te vroeg was voor de koorrepetitie ging ik in de tuin van de kerk nog even op een bankje zitten om rustig mijn pijp leeg te roken. Vanuit de top van een grote boom zong een merel. Een stille, heldere voorjaarsavond en een merel die zingt: vroeger waren dat de eenvoudige, maar precies goede ingrediënten voor een soms bijna pijnlijk scherp geluksgevoel. Nu voelde ik niks. Ik was me bewust van de schoonheid van het moment. Dat wel, maar meer ook niet.
Is het zorgwekkend, dat je niet ontvankelijk meer bent voor dat betoverende sentiment van verwachting, voor die roes van hoop en weemoed, die de lente kan veroorzaken? Word je dan oud? Als ik eerlijk ben moet ik ja antwoorden. Maar ik zeg er dan meteen bij, dat er ook schoonheid schuilt in ouder worden. Bij hoop hoort ontgoocheling, en die blijft je tenminste bespaard. Bovendien blijk ik voor een andere aandoening van het voorjaar wel degelijk nog vatbaar. Ik ben als een idioot aan het opruimen.
Toen de kamer van mijn dochter vorig jaar herfst vrij kwam, had ik grootste plannen. Het zou mijn bibliotheekje worden, een kleine, ordelijke kosmos van boeken, in het midden waarvan mijn bureau zou tronen. Ik begon de aftandse kinderkamer leeg te ruimen en te schilderen. Na anderhalve muur hield ik het voor gezien.
Af en toe liep ik, in de loop van de winter, de kamer wel eens binnen, keek dan met een wijs oog om me heen, en werd mismoedig van wat er allemaal nog moest gebeuren. In mijn hoofd maakte ik me zorgen over de gekste details. Alfabetiseren, hoe doe je dat? Zigzaggend van links naar rechts en van boven naar beneden per kast, en in de volgende opnieuw? En hoeveel centimeter tussenruimte moest er eigenlijk tussen de planken? Confuus van de complexiteit van de hele onderneming stelde ik haar steeds uit.
Maar een paar weken geleden kreeg ik de geest. Er waaide een nieuwe wind, en ik moest mee, of ik wilde of niet. Ik kocht nieuwe verf en sausde de resterende muren. Ik vond een meetlint en noteerde op een papiertje de maten van de kamer. In een magazijn met tweedehands Lundia-onderdelen besprak ik met de timmerman de beste aanpak. Een week later werden de schappen en stellingen bezorgd en ging ik aan de slag. Tegenslag: ik bleek een meetfout te hebben gemaakt. Een radiator zat in de weg, en het paste nèt niet. Kut! In de winter zou het werk nu weken stil hebben gelegen. Maar het was geen winter meer. Ik ging terug naar de winkel, ruilde de planken voor andere maten en bouwde verder. Samen met mijn dochter, die een speciaal talent bleek te hebben voor het op hun plek wrikken van onmogelijke hoekschappen.
En nu sjouw ik al dagen met boeken. In een soort scheppingsroes. De romans en de poëzie staan al in het gelid, zigzaggend van A tot Z. Vanmorgen waren de ordners aan de beurt. Ik blies het stof eraf en bladerde nieuwsgierig door mijn correspondentie. In de brieven van Lennaert Nijgh kwam ik de volgende passage tegen, gedateerd 10 maart 1998, commentaar overbodig:

‘Buiten begint een vogel te fluiten, met lange romantische trillers. De hemel is ineens strak blauw. En ondanks mijn middelbare leeftijd, ondanks dat ik al lang beter weet, ondanks het weerbericht, hijs ik me in mijn jas en op de brommer. Naar de stad, vol verwachting. Want wie weet!
’s Avonds kom ik terug. Kleddernat, met een ijspegel aan mijn neus en een humeur als een afgezakte broek.’

2 opmerkingen:

Roberto zei

Aan de foto te zien heb je Foel Aos onder de A gezet. Ikzelf zou hem ofwel onder de F zetten (het pseudoniem is volgens mij niet een voor- en achternaam, maar een begrip in twee woorden), ofwel onder de B (Harrie ter Balkt, samen met alles wat hij oorspronkelijk onder zijn andere barokke pseudoniem Habakuk de Balker gepubliceerd had). Ik heb trouwens geen idee wat ik er zelf mee gedaan heb!
Je begrijpt: alfabetiseren was een apart vak op de Bibliotheekschool! ;-)

Jan-Paul van Spaendonck zei

Geen zorg, hij staat onder de B, tussen Robert Baldick en Jules Barbey d'Aurevilly in: een vreemd trio. A's heb ik maar weinig, hoewel ik tot mijn verbazing twee boeken van Paul Auster bleek te bezitten.