dinsdag 13 maart 2012

ROTTERDAM

Je moet reizen om je huis terug te waarderen. Omdat ik een Amsterdammer ben van een vrij gewoon type is dat voor mij niet zo moeilijk. Zoals vele stadgenoten scheld ik veelvuldig op mijn geboortestad en erger ik me wezenloos aan haar doen en laten maar heb ik haar tezelfdertijd innig lief. Ik zou in geen andere stad kunnen of willen wonen. Een dagje Rotterdam was genoeg om me dat weer eens te doen beseffen.
Op het eerste gezicht heeft die stad een grootsteedse allure waarbij Amsterdam provinciaals afsteekt. Ik was dan ook blij in de oksel van de Erasmusbrug een tijdelijke hut te hebben in het huiselijke Hotel Maritime. Als de pleinvrees toesloeg was ik daar veilig. Want de schaal van Rotterdam is intimiderend voor een dorpeling. Het is eigenlijk geen echte stad, maar een urbane vlakte waarin lukraak stukjes stad verrijzen. Alles vind je er naast elkaar en kriskras door elkaar: werven en loodsen, sombere utiliteitsbouw, zelfverzekerde hoogbouw, monumentale panden, een huiselijk pleintje met een paar bomen; maar net als je ergens een soort samenhang denkt te ontdekken wordt de hele boel weer wreed afgesneden door een verkeersader, een rotonde of een waterweg, zodat je in het volgende stuk opnieuw kunt beginnen. De contrasten zijn soms bizar. Een kermisachtig verlicht zeemanscafé waarin achter de bar een rij opgesmukte vrouwen zat te roken en te lonken bracht me terug in de donkere jaren vijftig. Er vlak naast trok een kale, gebroken wit geverfde eetzaal voor de allerhipsten me met een ruk weer in het heden.
Rotterdammers zijn praktisch en wars van kneuterigheid. Nergens geveltuintjes, liever lamellen dan gordijnen, geen bakfiets met kindertjes te bekennen. Het was heel wat jaren geleden dat ik huiskamers met tl-buizen als enige verlichting had gezien. De romantiek bewaart de stad voor de avond, en dan pakt ze ook flink uit. De feestverlichting gaat aan en op elektra wordt niet gekeken. Gebouwen flikkeren groen aan en uit in geometrische patronen, blauwe en rode neonbuizen kronkelen wulps over de enorme façaden. De lampen van schepen, torens, bruggen en hijskranen concurreren met de volle maan. En dan wij Amsterdammers maar interessant doen met die paar blauwe lantaarns in het Vondelpark! Dat is kunst, zegt u, dit hier aan de Maas is kermis? Ik zie het verschil niet, behalve in de kwantiteit.
Soms werd ik, terwijl we de wijken aan de rechteroever verkenden, een beetje mies van de harde en rommelige realiteit van Rotjeknor. Mijn vriendin drukte me op het hart dat we de pareltjes moesten zoeken in het grauwe rivierslijk. En toegegeven, die zijn er. Een van de charmantste vonden we per ongeluk toen we op weg waren naar de Kunsthal. In een park pal aan een soort snelweg gingen we nieuwsgierig een hek door. Er bleek een arboretum achter te liggen, de tuin van het voormalige landgoed Schoonoord. Hier heerste volmaakte rust. We wandelden wat rond, ademden de frisse voorjaarslucht in en ontcijferden de Latijnse soortnamen op de bordjes. En opeens ontdekten we dat de stad toch een hart heeft. Er stond een oude holle boom. We keken door de spleet naar binnen en begonnen tegelijkertijd te lachen. Daar binnenin, in een klam en donker hol, zat een kabouter.

5 opmerkingen:

Roberto zei

Interessant gebruik van de term "linkeroever". Ik weet dat het correct is, maar hoe zou dat ontstaan kunnen zijn? Een navolging van Parijs misschien, waar het al net zo intuïtief gebruikt wordt?

Jan-Paul van Spaendonck zei

Ik neem aan, vanuit zee gezien?

Hans Valk zei

Helaas, Rookzanger; Je wordt geacht richting zee te kijken en dan is de kant van het centrum de rechteroever. Dat wordt dan ook bedoeld als men in Rotterdam van de rechteroever spreekt. Ook in Prijs werkt dit overigens zo.
De linkeroever is de kant van Zuid. Waar de 'Boeren' wonen. Vandaar ook dat Feyenoorders door de 'Joden' worden uitgescholden voor 'Boeren'. Ooit waren de bewoners van Zuid letterlijk boeren. De bevolking was in de jaren vijftig voornamelijk afkomstig van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden en West Brabant, waar toen net de landbouwmechanisatie goed doorzette. Veel boerenknechten zochten werk in de haven en de Rotterdamse industrie.
Tot zover dit stukje Rotterdamse folklore, dat weliswaar volledig off-topic is, maar misschien ook voor Amsterdammers (en eventuele Ajax-fans) interessant.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Beste Hans, bedankt voor je ook voor een Mokumer interessante info. Zoals je kunt zien heb ik het gecorrigeerd.

Hans Valk zei

Graag gedaan.
Overigens sprak je elders ook je twijfel uit over de rechtmatigheid van je gebruik van de naam 'Rotjeknor'.
In mijn ervaring is dit niet voorbehouden aan Rotterdammers.
Het is naar mijn idee meer een liefdevol alternatief voor Rotterdam dan een misprijzende aanduiding.
Je hebt zelf duidelijk gemengde gevoelens voor de stad, maar ik ga er maar even vanuit dat er toch iets van waardering doorklonk in je gebruik van 'Rotjeknor'..
Zelf ben ik in de eerste plaats Dordtenaar. Maar ik moet bekennen dat ik een zwak heb voor Rotterdam. De 'niet lullen maar poetsen-mentaliteit' bestaat echt. De Rotterdammers hebben geleerd te leven met hun stad, die door een vreemde speling van het lot is geworden wat ie is. Ze hebben daardoor een zekere haat-liefde verhouding met hun domicilie en zullen nooit dat makkelijke chauvisme vertonen dat Amsterdammers al sinds Nescio ("U is ook Amsterdammer?" "Ja, Goddank!") aankleeft.
Een chauvinisme wat ik de Amsterdammers overigens van harte gun. Want ondanks alles ìs het iets, dat Rotterdam. De wederopbouw is er in een aantal opzichten beter gelukt dan in veel Duitse steden. Ieder het zijne, zal ik maar zeggen..