- Kom. We gaan.
- Ik ben de kolonel. Ik zeg wanneer we gaan. [korte pauze] We gaan.
(De Aristokatten, Walt Disney)
Om twaalf uur zou de veearts komen, en je had graag dat ik erbij was.
'Dus ik bleef', zou ik nu graag schrijven, maar zo vanzelfsprekend is dat niet: een paar maanden geleden zou ik me voor de kater uit naar mijn hol hebben teruggehaast, gedrogeerd met een stuk of drie tranxènes om de lege polderweg de baas te kunnen.
Het schaap, 'Nummer Twaalf' of 'De Generaal', was al lang ziek, een oud scharminkel met mottige vacht, maar haar levenswil was ongebroken. Een handje krachtvoer ging er altijd in. Nu kon ze niet meer op eigen kracht overeind komen. De andere schapen lieten haar links liggen, duwden haar omver bij de voederbak.
De bijnaam De Generaal dankt ze aan Maria. Als de schapen in de stoel vastgesnoerd werden om hun hoeven te laten bijsnijden, hield Nummer Twaalf haar kop altijd op een hautaine manier omhoog, de nek stram naar achteren.
Nu was van die trots weinig over. In afwachting van de veearts zat je in de stal bij het beest, dat zijn hoofd in je schoot legde.
Stipt om twaalf uur reed de Noord-Hollandse James Herriot voor, een hond kwispelend op de plaats van de bijrijder. Hij constateerde wat jij al wist. De Generaal had zijn tijd gehad. Hij deed het netjes. Eerst een spuit om slaperig te worden. Dan een spuit om het hart te laten stoppen. Hoewel de hoeveelheid 'genoeg voor een halve koe was', bleef Nummer Twaalf koppig doorademen. Een laatste spuit ging rechtstreeks in het hart. Een paar minuten later lag er een vlies over de ogen. We rolden het slappe schaap op een kleedje en tilden haar in een kruiwagen. Die moest 's avonds aan straat worden gezet voor de kadaverdienst.
(Uit: Dorst, een leven met en zonder drank, 2007)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten