vrijdag 15 maart 2024

De drinker in de lente


De dokter belde. Het hartfilmpje was naar de cardioloog doorgestuurd en die deelde haar mening. Niks mis mee, die hartslag van mij, hoogstens wat traag. Deed ik soms veel aan sport?
Ik herinnerde me dat diezelfde opmerking al eens eerder was gemaakt, bij mijn intake in de kliniek, ruim dertien jaar geleden. Ook toen zal ik iets geantwoord hebben als: 'Nee, integendeel. Maar veel wandelen, en veel ademoefeningen, telt dat ook?'
Het bloedonderzoek was ook tamelijk bevredigend. Suiker goed, cholesterol aan de hoge kant maar niet alarmerend. Hetzelfde gold voor de leverwaarden, ALAT, ASAT en Gamma GT, u weet wel. De lever was misschien iets vervet en er was wat irritatie, maar zeker geen reden tot zorg.
Daar deed ik het niet voor - ik wilde, als kenner, harde cijfers. Die noemde ze. Ik was verbaasd. Volgens de geldende normen was ik nog niet eens een stevige drinker, met die bescheiden getallen, alle ruim onder de honderd. Dat was weleens anders geweest, in de woeste jaren voor mijn klinische opname, toen ik dagelijks dronk wat ik nu niet eens op een heel erg feestelijke gelegenheid red. 

In het grijze park overdacht ik deze toch wat onverwachte wending in mijn zondige leven. Ik had gedacht dat de afgelopen jaren van toenemende tolerantie en mijn huidige periodieke, zuiver recreatieve maar gulzige alcoholgebruik bestraft zouden worden door de uitkomst van het onderzoek en dat ik me gedwongen zou zien om mijn leven te beteren. Het beteren van mijn leven moest ik nu geheel op eigen kracht doen. Mijn lichaam protesteerde niet hevig, noodzaak was er niet. 

Er brak licht door. In maart kan de hemel zo mooi openwaaien en doorgang bieden aan een stroom van ongewend warm zonlicht. Bah, wat een calvinistische gedachte, zei ik tegen mezelf. Als ik een oprecht bourgondiër was zou ik alleen maar blij zijn. Waarom toch die ontevreden neiging, je leven te willen beteren? Ja, ik zou wat minder door de tv heen kunnen ouwehoeren op zondagavond, dat was waar.
Nog wat meer zon. Er kwetterde schril een heggenmus boven mijn hoofd. Lente werd het, hoe dan ook. En het leven was goed zoals het was. Ik ging op weg naar de vrijdagse witte Loire-wijn die ik uit mijn nieuwe quasi 17e-eeuwse roemer, gekregen op mijn verjaardag, zou drinken. De dokter verbood het niet. Mijn lichaam verdroeg het. Ik had er toch vooral plezier van. Mijn naasten accepteerden het.
Dus... als het hierbij blijft, wat is dan het probleem, huh?


De drinker in de lente


Het aards bestaan is slechts een droom - 
Wat maken we ons druk?
Ik drink totdat ik niet meer kan,
In ongestoord geluk.

En als ik niet meer drinken kan,
Gevuld van buik tot mond,
Dan val ik in een slaap die duurt
Tot aan de morgenstond.

Wat hoor ik als ik wakker word?
Een vogel in een boom.
Ik vraag hem of het voorjaar is –
Het is alsof ik droom.

De vogel kwettert: ja, het is
Al lente, sinds vannacht.
Ik slaak ontroerd een diepe zucht,
De vogel zingt en lacht.

Ik vul mijn glas opnieuw en zet
Het gulzig aan mijn mond,
En zing totdat de maan verschijnt
Aan ’t zwarte hemelrond.

En als ik niet meer zingen kan,
Dan is de slaap weer fijn -
Want wat gaat mij de lente aan!
Laat mij toch dronken zijn!

Hans Bethge, naar Li Bai (Li Tai Po)
Vertaling JPvS, uit "De Chinese fluit", Avalon Pers 2014
Omslag Rosanne van Spaendonck





Geen opmerkingen: