vrijdag 22 maart 2024

PLAKBOEK


Toen mijn moeder eenentwintig was, een paar jaar voor ze mijn vader zou ontmoeten, had ze een Chinese vriend. Er zijn nog brieven van hem, in het Engels, die ik ooit eens zal gaan lezen. Hij studeerde hier, een bètavak, en bleek later een spion te zijn. Dat klinkt spannend, maar veel werd er thuis niet over gesproken. Ofwel de schande was in die naoorlogse jaren te groot, ofwel die jeugdige liefde stelde niet zo heel veel voor.
Ik denk het laatste. Want een andere voorhuwelijkse vriend van mijn moeder was wel degelijk goed voor levenslange gespreksstof. 

Gisteren kwam ik een plakboek tegen dat mijn opa heeft gemaakt. Dat was een hobby van hem: geduldig plaatjes en letters uit kranten en tijdschriften knippen en die combineren met foto's en op rijm gezette tekstjes. De zo ontstane ringband was een mooi gedenkboek en een mooi geschenk. Mijn opa deed dat heel degelijk, met beenderlijm. Al mijn albums laten, wanneer opengeslagen, een regen van losgeraakte foto's neerkletteren. Die boeken van hem vertonen nog geen spoortje slijtage, afgezien van de losrakende rode plastic ringetjes. 
Deze ringband is in 1948 gemaakt om het twaalfeneenhalfjarige huwelijk van zijn zuster Bep en haar man Teun luister bij te zetten. Ik bladerde erin en genoot van ontroerende foto's. Mijn overgrootouders, mijn opa als jonge knaap. De geschiedenis trok aan me voorbij, aan de hand van het kleine leventje van deze Delftenaren. Het album leest als een mengsel van familie-anekdotes en mondiaal drama. 

Het rampzalige uur op 14 mei beleefd,
dat zullen wij nooit vergeten.
Wat ons verder boven het hoofd zal hangen,
hebben wij op dien dag niet geweten.

Of:

Maar toch zijn er altijd menschen
die denken dat het beter gaat,
met het grijpen naar de wapens,
waarmede een volk ten gronde gaat.

Teun wordt in Duitsland te werk gesteld. Ontsnapt na zes weken, keert terug. Geboeid lees ik verder tot ik stuit op een versje (op de vertrouwde Olivetti getikt?) waarin staat: 

Teun zit ondergedoken
kruipt steeds in de kast,
en als de moffen komen,
ja, dan is lijden in last.

Ik glimlach ondanks de ernst van het onderwerp en denk aan een brief van mijn opa die ik gelezen heb, van een jaar of twee later, waarin hij aan mijn moeder een ziekenhuisonderzoek beschrijft. Hij schrijft beeldend genoeg over de tamelijk barbaarse praktijken van toen en zelfs met een vleug poëzie hier en daar, maar steeds is er iets waaraan je ziet dat hij meteen na de lagere school als jongste bediende is gaan werken bij Van Markens Drukkerij, in plaats van nog wat door te studeren.
En dan vind ik achter in het album het register van alle gasten. Tussen de vloeiende handtekeningen in zwarte inkt staan daar opeens drie Chinese karakters. En op een groepsportret prijkt, rechts vooraan en vlak onder mijn jonge, nogal dramatisch kijkende moeder, een jongeman die duidelijk niet uit Delft komt.

's Avonds in bed probeer ik me te herinneren wat ik zelf nog weet van die tijd, van die mensen. Ik herinner me tante Bep, die Zus werd genoemd. Ze sprak haar oudere broer met U aan. Ze was, laten we zeggen, wat eenvoudig. Teun Worms herinner ik me niet, behalve als naam. Ik weet dat hij schaakte en als arbeider bij de spoorwegen werkte. Het echtpaar was kinderloos en ik ben bang dat niemand me meer kan vertellen dan dat. Gelukkig heeft mijn opa het een en ander geboekstaafd.
Wél vind ik op internet de data, de feiten: Teunis Worms, geboren 21 november 1908 in Rotterdam. Getrouwd met Elisabeth Johanna Wijnmalen. Dat laatste is een fout, het moet zijn Wijnmaalen. 
Teun overleed op 28 juli 1965 in Delft. Ik moet hem dus hebben meegemaakt, want toen was ik negen. Waarom heb ik hem niet, en zijn vrouw wél opgeslagen? Kwam hij niet mee naar verjaardagen? En zo ja, waarom dan niet? 
Niet, nooit meer te achterhalen. Laat maar jongen, zeg ik tegen mezelf. Maar het blijft wringen. Een beetje, dan toch. 


1 opmerking:

Hans Valk zei

Familie en aanverwanten..
Ik heb er op mijn eigen blog het één en ander over geschreven in de loop der jaren. Vooral over de familie van mijn moeder, waarover een boek met de meest bijzondere verhalen te schrijven zou zijn.
Hoe bijzonder, daar kwam ik, net als jij, in veel gevallen te laat achter.

Wij, mensen van het heden, denken wel eens dat we veel meemaken en in een bijzondere tijd leven. En dat het leven in de voorgaande eeuw vaak maar zo'n beetje voortkabbelde. Er gebeurde maar weinig.
Niks is minder waar.