vrijdag 29 april 2022

De dag na Koningsdag


Vroeger haatte ik nationale feestdagen. Het laatste decennium ben ik er milder tegenover gaan staan. Na die twee corona-jaren voelde ik zelfs voorpret, op de dinsdag voor Koningsdag. Ik zou weer losjes door de stad dwalen en een dag lang geestelijk vrij zijn. Ouwehoeren met vreemden, ondergaan in de feestende menigte. Ik werkte de hele morgen flink door om mijn dagportie af te krijgen en ging rond één uur naar buiten.
Al snel merkte ik dat het niet zou worden wat ik ervan verwacht had. Het was grijs en kil weer, al die kleuren detoneerden in plaats van te fonkelen. Ik was moe en zag niets dat me aantrok.
Mijn vriendin voegde zich bij me. Door haar positieve kijk op de wereld klaarde die van mij weer ietsjes op. Ik kocht een fluitvormig wijnglas waarvan de steel hol was en liet het vullen door een paar vrolijke studenten met roze koppen die met een welgevulde ijsemmer de regels trotseerden. Voor mij drie euro, want ik zag ernaar uit dat ik er wel van hield. Met dikke tong gezegd. Ik lachte mee en de ijskoude Grüner Veltliner smaakte best, maar leuk wilde het toch niet worden op straat. 

De volgende dag schudde ik de grauwheid van me af en ging een eind wandelen. Aan de rand van het wandelpad lag een plas opgedroogd oranje braaksel. Ik vroeg me af hoeveel oranjebitter je moest drinken om je hele maaginhoud zo te kleuren.
Het park was afgezien van die koningsgezinde kots al netjes opgeruimd. Een kraai was nestmateriaal aan het verzamelen. Hij had een bek vol oranje nepveren. Hier en daar stond een vergeten flesje en tussen de struiken lagen wat blikjes te glimmen. Verder was het er beeldschoon. Na de eerste, gele lente was de tijd van de witte bloesems aangebroken. Fluitenkruid en meidoorn en andere mij onbekende planten verspreidden, nog aarzelend, hun parfum. Hier en daar waaide daar de uiensoepgeur van een veldje daslook doorheen. Ik was in een tolerante bui. De schoonheid en de brute dissonanten mochten best naast elkaar bestaan, vond ik. 

Weer thuis zag ik een stapeltje 45-toeren plaatjes ("singeltjes") naast mijn pick-upje staan. Geen idee hoe die in mijn bezit waren gekomen. Vaag schoot me te binnen dat ik er eentje had willen kopen maar dat de verkoper had gezegd: neem dan de hele handel mee. Ik had geweigerd, meen ik. Nu zat ik daar met een obscure verzameling. Dat ene plaatje van Aafje Heynis, dat was schoonheid. Maar wat moest ik met Valentino en met Sylviane? De louche typen grijnsden me mediageil aan. 
Ik wilde de plaatjes al weggooien toen ik dacht aan alle moeite en liefde en hoop op roem die ongetwijfeld in hun vervaardiging was gestoken. Ook dacht ik aan alle chaos van de vrijmarkt om zes uur 's avonds. Al die zinloze spullen op straat, verwaaid, verweesd, al die lelijkheid. Ik besloot, als tegengif tegen de zinloosheid en de lelijkheid een paar van de plaatjes met aandacht te draaien.
Niet alles natuurlijk. Ze maken me niks van Thijs van der Molen ('Het leven is goed in m'n Brabantse land') en Seperate Ways van Maarten mocht ik weigeren van mezelf. Maar de Dubrovački Trubaduri en Redbone gaf ik een kans. Opdat ze niet voor niets gezongen en gespeeld hadden. 


PS: De troubadours uit Dubrovnik waren vreselijk. Maar Redbone ("Wovoka") was erg goed. Niet hun beste nummer, maar toch. Lekkere funky native American swamprock.


Geen opmerkingen: