vrijdag 18 september 2020

RITJE

Na het wekelijkse Zen-clubje had ik op het terras de krant gelezen. Het was mooi weer, wel wat fris. Daarna had ik een eind gewandeld, dit keer niet richting Vondelpark maar de andere kant op, via de Reijnier Vinkeleskade en de Jan van Goyenkade naar het Olympiaplein en vandaar met een wijde boog terug naar huis. Eenmaal weer boven beantwoordde ik mails en Appjes. Ik at wat zuurdesembrood met geitenkaas en tomaat en strekte me op bed uit. Eén uur, ik was al moe. Kat Snuf liet zich niet zien, maar zijn broer Snuitje sprong enthousiast naast me om in mijn oksel te gaan spitten. Ik had alleen een T-shirt aan en zijn nagels deden pijn. Ik duwde hem weg. Hij ging me van een afstandje liggen bekijken, spinnend. Zijn ogen knipperend in de zon. 

Toen ik wakker werd uit een gulzige sluimer was het kwart voor twee. Ik stond op, zette koffie en... wist het niet meer. Ik staarde met tegenzin naar toetsenbord en telefoon, sloeg een jengelend akkoord aan op de piano, zong een paar noten. Niets trok me aan, en ik moest ook niets - wat er op de agenda stond had geen enkele haast. Maar de tijdloze sfeer van de zomer lag achter me. Ik kon niet zomaar op het balkon gaan zitten lezen of niksen, er hing een zekere urgentie in de lucht.
Ik ging naar buiten maar op straat aarzelde ik. Zou ik toch niet liever gewoon weer een eind gaan wandelen? Nee, besloot ik, ik voelde me slap en had moeie voeten. Gewoon doorzetten dat plan!

Frank had me op het idee gebracht. Frank is alweer jaren dood. Hij was een gedisciplineerd alcoholist, vóór de avond viel geen druppel. Om de lege uren tot zijn eerste shagjes en glazen door te komen maakte hij vaak een ritje door de polder. Een kijker mee om vogels te bespieden. En een fles wijn, want je kon nooit zeker weten of je wel op tijd thuis was.
Ik startte de auto en reed weg. Het was druk. Een hortend ritje door de stad op een middag in de herfst is niet hetzelfde als een autotochtje door de Noord-Hollandse polder. Ik koos de minst drukke verkeersstroom en was algauw op weg naar Amstelveen. Niks bijzonders te doen of te zien daar. Maar ik had afleiding, er was beweging, gedoe, er waren mensen om op te reageren, ik moest alert zijn. Het viel me op, niet voor het eerst, hoe groot Amstelveen is. In mijn verbeelding is het een duur dorp van rood baksteen aan de grens van Amsterdam, in werkelijkheid een uitgestrekte gemeente met veel groen en hoogbouw en bijna 100.000 inwoners. Ik volgde de borden 'Stadshart'. Maar het vage plan om daar te parkeren stuitte op een intimiderende infrastructuur. In een Q-Park had ik geen zin. Via dwaaltochten kwam ik bij de Zuidas. Tijd niet gezien, groot geworden. Tussen de kantoorkolossen zag ik de zoveelste vestiging van Loetje. Om in de geest van deze dag te handelen reed ik langs een ongewone weg terug naar huis. 

Vier uur. Bij patisserie Arnold Cornelis kocht ik een ham-kaas-snack. Warm. Ik viste een boekje uit het weggeefkastje in mijn straat. Het had ooit toebehoord aan J.J. Kouwijzer, zag ik. Boven ging ik in mijn rode zetel bij het raam zitten. Misschien dat ik het nu wel kon, lezen en niksen, de middag was al goeddeels verstreken.
Somberman's actie (1985) van Remco Campert wist me eerst maar matig te bekoren maar na een tijdje werd ik meegezogen door de sobere, licht surreële stijl van de vertelling. Somberman is werkloos geworden en verzuipt in een zee van tijd. Hij besluit de deur uit te gaan en beleeft zo het een en ander. Hoe toepasselijk!

'Als hij niet blijft praten behoort hij binnenkort niet meer tot de mensen. Woorden kunnen hem redden. Maar waarvan? Ja, geef daar eens antwoord op. Zou een plant ongelukkig zijn? Er zijn mensen die beweren dat planten pijn kunnen lijden. - Er bestaan geen planten van vlees, mompelt Somberman, vooruit, opstaan, actie! Een greep op de wereld, daar gaat het om.'

Toen ik opkeek uit het vijftigste boekenweekgeschenkje kondigde de schemering zich aan, de lucht was kleurloos geworden. Ik kon met opgeheven hoofd al eten gaan koken. Daarna was ik met een dubbelaflevering van Midsomer Murders, het achtuurjournaal, de Keuringsdienst van Waarde en de rest van mijn boekje veilig onder de pannen.


3 opmerkingen:

Hans Valk zei

Je 'tandenloze tijd', zoals je die beleeft komt mij niet helemaal vreemd voor. Ik ken het gevoel wel een beetje. Je komt niet helemaal toe aan leven in de breedte, maar soit.

"Ik at wat zuurdesembrood met geitenkaas en tomaat" vind ik desondanks ècht een beetje teveel.
Dat je gewoon wat brood met kaas en (nou, vooruit) tomaat at, is wel genoeg. "Ik at iets" had ook gekund, zeker in de wat landerige context die je schetst. Less is more.

Maar goed. Dit is ook maar een mening, natuurlijk.

Jan-Paul van Spaendonck zei

Het was een gooi naar precisie. En mijn dochter maakt dat brood zelf, dagelijks, dus ook een soort eerbetoon. Literair gezien heb je gelijk, maar och...

Hans Valk zei

Een afdoende verklaring.

Maar nu wat anders:wat is een "gulzige sluimer"?